De naam Java-aap wil niet zeggen dat de grauwbruine makaak alleen maar op dat eiland voorkomt. Hij is door de Nederlanders zo genoemd omdat men hem op Java heeft leren kennen; in werkelijkheid leeft deze apensoort in een aantal vormen in grote delen van Azië, waar hij gewoonlijk krabbenetende makaak wordt genoemd.
De Java-aap is voornamelijk een bewoner van het laagland, nooit ver van water, rivieren of de zee. Het meest voelt hij zich thuis in het mangrovegebied, de bossen die op de grens van eb en vloed liggen. Het dier kan uitmuntend zwemmen en legt zonder veel moeite grote afstanden in het water af naar naburige eilandjes. Het voedsel bestaat in de mangrovebossen in hoofdzaak uit schaaldieren als krabben die, met vis, voor de aap een belangrijk deel van het menu vormen. Daarnaast eet hij plantaardige kost die hij vaak op plantages zoekt waar een enorme ravage kan worden aangericht. Als alle makaken en makako’s zijn Java-apen in gevangenschap geen gemakkelijke dieren als niet aan een paar eisen is voldaan. De belangrijkste is dat er geen twee of meer volwassen mannetjes in een troep zijn omdat dit onherroepelijk tot vechtpartijen leidt waarbij de dieren elkaar met de roofdierachtige hoektanden ernstige verwondingen kunnen toebrengen. Die vechtlust is er een reden van waarom de dieren zo dikwijls door zeevarenden aan dierentuinen ten geschenke worden gegeven. Juist omdat het mannetjes zijn, had men ze goedkoop kunnen aanschaffen. Thuis blijken ze door de huisgenoten minder te worden gewaardeerd of zo agressief te worden dat ze niet zijn te genaken. Wijfjes zijn ook niet bepaald aardige dieren, maar hun beet komt tenminste minder ernstig aan.
En zij kunnen in een groepje bijeen worden gezet. Onder leiding dan van één volwassen mannetje dat, waarschijnlijk meer dan in de natuur, met gestrenge hand de orde handhaaft.
Vroeger, in de tijd dat de orgelman nog met zijn buikorgel door de straten van onze steden trok, was de Java-aap op straat een populaire figuur die voor zijn baas een flink daggeld in het geldbakje wist op te halen.
■ Hoogte zittend 50-60 cm; staart 50-60 cm; wijfje kleiner.
Varieert van grijs- of groenbruin tot rood- en goudbruin. Buik licht, soms wit. Bruin gezicht, bruinzwarte handen en voeten, blauwwitte oogleden, bruine tot groenachtige ogen.
Voedsel: Krabben, garnalen e.a. schaaldieren; vis, kleine vogels en zoogdieren. Ook zaden, vruchten enz.
Draagtijd 160-170 dagen; gewoonlijk 1 jong; is bij geboorte zwart en krijgt na 4 mnd. eigen kleur.
Is na 4 jaar geslachtsrijp, wijfje volgroeid bij 4, mannetje bij 6 jaar.
Kan meer dan 20 jaar worden.
Wordt ook monjet genoemd. Vijanden zijn krokodillen en panters. Zie ook makaken.
Crab-eating macaque • Javaneraffe, Monjet • Macaque à longue queue, Macaque crabier
Macaca irus.