Artis dierenencyclopedie

H. van de Werken (1969)

Gepubliceerd op 01-11-2023

Jaarvogels

betekenis & definitie

Jaarvogels zijn een nauw verwante groep neushoornvogels die zich van de rest van hun familie onderscheiden doordat ze geen echte ‘hoorn’ op de neus, of beter gezegd, de snavel dragen. De jaarvogels moeten het doen met een aantal overdwarse ribbels bij de snavelbasis.

Daaraan hebben ze ook hun naam te danken; er werd beweerd dat ze er ieder jaar zo’n ribbel zouden bijkrijgen. Zo gemakkelijk is ze hun leeftijd echter niet af te lezen. Een jonge jaarvogel krijgt de eerste ribbel als hij een maand of tien is, de tweede acht maanden later. Jaarvogels komen in enkele soorten en ondersoorten in geheel Zuidoost-Azië voor, van Birma tot Indonesië. Het zijn grote vogels, 90 tot 100 centimeter van snavel tot staartpunt. De mannetjes, die iets groter zijn dan de wijfjes, zijn ook enigszins anders gekleurd. Gewoonlijk dragen de dames op kop en lichaam zwarte veren, terwijl de heren een lichtbruine of zelfs witte kop en hals hebben. De naakte keelzak die sommige soorten hebben, verschilt eveneens van kleur. In gedrag wijken ze weinig van hun familieleden af; alleen schijnen ze bij het vliegen een nog luider geruis te veroorzaken.

Als vrijwel alle grote neushoornvogels zijn ook de jaarvogels wat je noemt ‘malle beesten’. Door hun prachtige ogen met lange, sierlijke wimpers lijken de dieren heel volwassen en wereldwijs – volmaakt in tegenstelling tot hun kinderlijke, dwaze huppelsprongetjes en speels gedrag. Ze spelen inderdaad, ook met elkaar. Een mannetje in Artis dat, na een tijdje alleen te hebben gezeten, een wijfje bij zich kreeg, voelde zich in het begin helemaal niet zo gelukkig met haar. Als ze te dicht in zijn buurt kwam, prikte hij dreigend met de grote snavel in haar richting. Na een paar dagen werden er wat toenaderingspogingen gedaan.

De snavels gingen naar elkaar toe – niet dreigend nu maar een beetje aftastend. Weldra aten ze uit één voerbak en toen was het ijs gebroken. Ze speelden samen, gingen elkaar in vreemde huppelpasjes achterna, gaven elkaar takjes en steentjes die in de lucht werden gegooid en lekkere hapjes uit de voerbak die werden opgegeten.

Voor andere vogels, zeker kleinere, zijn ze niet te vertrouwen. Zelfs de meest makke exemplaren niet. Uit hun manier van kijken naar een over hun hoofd vliegende vogel valt af te lezen dat ze echt wachten op het moment dat ze kunnen toehappen. In Artis heeft men er leergeld mee betaald. Een jaarvogel die al een tijdje in een kooi zat met onder meer enkele grote gaaien, toch ook geen doetjes, had er op een kwade dag een in de snavel!

Ze zijn ook slim. Om te voorkomen dat een jaarvogel het voedsel uit een voor andere vogels bestemde voerbak zou oppeuzelen, werd de bak zo aan een touw opgehangen dat hij wel bij de bak, maar, door z’n lange snavel, niet bij de inhoud ervan kon komen. Voor de jaarvogel was het geen probleem. Hij pakte met de snavel het touw, gaf het een slinger zodat de voerbak heen en weer begon te zwaaien. Steeds als deze op de schuinste stand was, zag de jaarvogel kans er iets af te pikken. Zodra het slingeren minder werd, trok hij weer aan het touw!

< >