Tot enkele jaren geleden werden de in Afrika levende hartebeesten in een aantal soorten onderverdeeld – gezien alleen al het verschil in hoorns niet onbegrijpelijk. Tegenwoordig beschouwt men ze op diverse gronden op één na allemaal als vormen van een enkele soort.
De meest bekende en ‘gewone’ zijn de kongoni’s van Oost-Afrika, vrij grote lichtbruine antilopen. Ook voor de leek zijn de kongoni’s in de natuur spoedig gemakkelijk te herkennen. Wanneer men dieren ziet die twee paar boven elkaar zittende oren schijnen te hebben, heeft men vrijwel zeker met kongoni’s te doen. Het extra stel ‘oren’ wordt gevormd door de horens die vanaf een verhoging op de kop eerst horizontaal naar buiten lopen, evenwijdig aan de echte oren, en vervolgens met een scherpe bocht in een schuin naar binnen gaande punt eindigen. Heel in de verte en in trillend hete lucht, wanneer details niet scherp kunnen worden waargenomen, kunnen de dieren door hun aflopende achterlichaam verbluffend veel op hyena’s lijken. Dichtbij kan men zich niet voorstellen, ze ooit met deze roofdieren te hebben kunnen vergelijken. Hartebeesten zijn allemaal enerzijds wat plomp aandoende, anderzijds toch ook sierlijke dieren met een opvallend lange en smalle kop. Ondanks hun vreemd aflopende figuur en bij het rennen nogal onbeholpen aandoende hobbelgang, behoren ze tot de snelste antilopen van de open vlakten; zestig kilometer per uur halen ze met gemak. In het algemeen zijn het tamelijk schuwe en weinig agressieve dieren. Onderling, en dan speciaal de bokken, willen ze soms wel eens geducht vechten.
Gewoonlijk gaat het dan om de bescherming van het territorium en het veroveren van een wijfje. Net als bijvoorbeeld gnoes en thomsongazellen staan de volwassen hartebeestbokken iedere dag op een vast, afgebakend terrein, waar ze op passerende wijfjes wachten. Die trekken, al dan niet vergezeld van jongen, in groepen rond evenals de jonge, nog niet volwassen mannetjes, de vrijgezellen.
Heel opvallend is hun voorkeur – veel meer dan van alle andere antilopen – om op heuveltjes en andere hoogten als termietennesten en dergelijke te gaan staan, soms alleen, maar vaak met z’n tweeën, de koppen gewoonlijk naar elkaar. Ofschoon ’t niet waarschijnlijk is dat het hier om echte wachtposten gaat, hebben de ‘hoogstaande’ dieren wel een uitstekend overzicht over de omgeving en zijn ze in staat de kuddegenoten snel voor vijanden, speciaal leeuwen, te waarschuwen. Aan de grenzen van zo’n territorium kan het wel tot strubbelingen komen. Guggisberg kende in het Nairobi Nationale Park drie aan elkaar grenzende territoria die bijna drie jaar lang door dezelfde bokken werden bezet. Als de dieren een grensconflict uitvochten, gebeurde dit soms zo fel dat er bloed bij vloeide. Iets van dat geweld ondervond men ook in Artis bij een stel Kaapse hartebeesten of kaama’s, vrij donkerbruine hartebeesten die vroeger in grote aantallen in Zuid-Afrika leefden.
Tegenwoordig komen ze in het wild waarschijnlijk alleen nog voor in Bechuanaland en de noordelijke Kalahari – en verder worden ze in reservaten en enkele dierentuinen gehouden. Toen men twee in Artis levende wijfjes het gezelschap van een jonge bok gaf, werd deze agressief door de dames aangevallen. Op de gebruikelijke wijze vielen de dieren op de polsen waarbij ze elkaar met de horens probeerden te bewerken. Bij hartebeesten een nogal gevaarlijke zaak omdat die vreemde gekromde wapens of geraffineerde manier in elkaar kunnen haken; loskomen is dan alleen mogelijk als de dragers de koppen naar elkaar toe duwen en dan zijdelings wegzwenken. Lang hebben de schermutselingen overigens niet geduurd; toen de wijfjes eenmaal aan hun nieuwe perkgenoot gewend waren, beschouwden ze hem spoedig als gewaardeerde echtgenoot – en vader van hun jongen.
Het Kaapse hartebeest of ‘rooi hartebeest’, zoals hij in Zuid-Afrika wordt genoemd, is op het nippertje aan de ondergang ontkomen; het eens in het uiterste noorden van Afrika levende hartebeest, de bubal, is echter uitgeroeid.
■ Totale lengte 2,20-2,45 m; staart 50-55 cm; schouderh. 1,10-1,35 m; gewicht 140-170 kg. Hoornlengte gem. 50 cm; record kongoni 61 cm. Hoorns staan bij Kaaps hartebeest enigszins in V-vorm, bij kongoni als liggende accolade.
Kongoni lichtbruin, lichter nog aan buikzijde en poten. Kaaps hartebeest warm bruingeel tot kastanjebruin, zwarte snuit, donkere lengtestreep over rug, zwarte kwast aan staart.
Voedsel: Gras en kruiden. Kunnen lang zonder water.
Draagtijd 230-245 dagen, gewoonlijk 1 jong.
De internationaal gebruikte naam hartebeest komt oorspronkelijk van het ‘hertebeest’ der Boeren.
Zie ook antilopen.
Hartebeest • Hartebeest • Hartebeest, Bubale
Alcelaphus buselaphus.