De hamerkop is geen vogel die men in Afrika in grote aantallen bij elkaar zal zien, zoals bijvoorbeeld ooievaars of reigers, hun verwanten waar ze als groep zo’n beetje tussenin staan. Daarom was het zo vreemd dat wij in Oeganda op een zeer vroege ochtend, het begon juist een beetje licht te worden, tientallen van die merkwaardige vogels over de weg zagen wandelen.
Aanvankelijk dachten we ons te vergissen, maar hun typische silhouet met de grote achterwaartse kuif, die de kop er als een hamer doet uitzien, en het bij iedere stap voor- en achterwaarts buigen van de kop, namen alle twijfel weg. Later hebben we er nooit meer zo veel bij elkaar gezien. Hoogstens één of twee – en dan vrijwel steeds op dezelfde tijd en plaats. Volgens de literatuur is het regel dat ze alleen, in paren of kleine groepjes leven – naar het schijnt blijft een stel zelfs voor het leven bijeen. Wat zeker zinvol is ten aanzien van het nest dat ze bouwen. Dit is namelijk een verbluffend groot, koepelvormig bouwsel dat door beide, toch betrekkelijk kleine vogels in een amper twee maanden vergende, noeste arbeid van takken, twijgen, gras en klei wordt gewrocht. Als het voorhanden is, schijnen ze het bovendien aan de buitenkant nog te versieren met allerlei kleurig spul, steentjes, botjes, schelpen en dergelijke. Het nest wordt opgehangen aan dikke takken, hoog in de bomen, het liefst boven een afgrond, een rivier of ander water, en is tegen de twee meter hoog met een doorsnede van een tot twee meter en een gewicht van enkele honderden kilo’s. Onderzoekers hebben geteld, hoeveel takjes er voor nodig waren; ze kwamen tot 8000.
Samen vormen die een nest dat jarenlang wordt gebruikt en stevig genoeg is om een volwassen man te houden. Aan de onderkant zit de toegang, een nauwe tunnel die naar het inwendige voert. Naar het schijnt is de ruimte in verschillende compartimenten verdeeld, een hal, een zit- en een slaapkamer. Eieren worden op de bovenste verdieping gelegd, in verband met eventuele hoge waterstand. De toegang is altijd zo aangebracht dat hij niet over de takken kan worden bereikt, maar wel vrij uitzicht geeft op de ruimte. Voor de hamerkoppen is het een waar kunststukje om binnen te komen. Recht op de ingang aanvliegend, moeten ze op het laatste moment de vleugels tegen het lichaam vouwen, waarna ze hun nauwe entree als het ware binnenfloepen.
De Afrikanen beweren dat de hamerkoppen hun nest niet alleen maken, maar er door allerlei vogels bij worden geholpen. Vermoedelijk is dit fabeltje ontstaan omdat een ongebruikt hamerkopnest een geliefd onderkomen en een uitstekende nestelplaats is voor andere dieren. Verschillende soorten eenden gebruiken het, evenals uilen. Bijen en wespen vinden het eveneens een prachtige gelegenheid voor hun uitgebreide huishouden. In dit gescharrel van vreemde vogels en andere dieren in het nest, is waarschijnlijk de oorsprong van het fabeltje gelegen. Van dit fabeltje.
Er zijn weinig vogels waarover in Afrika zoveel verhalen in omloop zijn als over de hamerkop. Hij is zo’n beetje wat in onze streken voor sommigen de zwarte kat is. Een hamerkop ontmoeten, betekent niet veel goeds en wanneer hij op je huis neerstrijkt of er alleen maar overheen vliegt, ziet de toekomst er beroerd uit. Ieder die toevallig in hetzelfde water zwemt als waarin een hamerkop de veren reinigt, loopt de kans een afschuwelijke huiduitslag te krijgen. Gelukkig is men er tevens van overtuigd dat het allergrootste onheil aan ieder staat te wachten die een hamerkopnest verstoort of een hamerkop doodt. Een betere bescherming kunnen de vogels zich niet wensen.
Als hamerkop een goed gevonden naam voor ze is, dan is schaduwvogel dat niet minder. Het donkere, effenbruine dier heeft inderdaad wel iets weg van zijn eigen schaduw, vooral als hij, gewoontegetrouw, lange tijd doodstil staat te mijmeren, slechts af en toe met de kuif wippend. Als er een paar bijeen zijn, willen ze nog wel eens uitbundig om elkaar heen dansen – naar het schijnt zonder enige reden, want even plotseling als ze beginnen, houden ze ook op, trekken de kop wat tussen de schouders en blijven verder zwijgend en stil zitten.
Mits er water is, zijn hamerkoppen in velerlei terreinen te vinden, zowel in het laagland als op de hoogten van drieduizend meter in het gebergte, langs rivieren en meren, of op allerlei open plekken, tot op wegen toe, zoals ik heb ervaren. Ze zijn niet schuw, vermoedelijk omdat ze van oudsher door de mens worden gemeden. In gevangenschap zijn ze daarentegen meestal bijzonder angstig en raken ze bij de minste storing in paniek. Misschien is dat niet verwonderlijk omdat ze nooit echt contact met de mens hadden en daardoor extra overstuur raken door zo’n overrompelende kennismaking.
Zoals al blijkt uit de wijze waarop ze hun nest bereiken, zijn hamerkoppen voortreffelijke vliegers, die snel en zeker tussen een wirwar van bomen en takken kunnen doorvliegen. Bij het actieve vliegen houden ze de kop iets ingetrokken, tijdens de glijvlucht is de hals gestrekt.
Ze vangen veel kikkers, kikkerlarven en insekten. Alles wat ze te pakken krijgen, wordt eerst in het water ‘afgespoeld’ alvorens het door te slikken. Vermoedelijk spruit die hebbelijkheid voort uit de wijze waarop ze veel prooi bemachtigen. Met de poten trappelen ze in de modder rond, waardoor erin verscholen zittend gedierte te voorschijn komt. Ook dat wordt door ‘spoelen’ van modder ontdaan. Vis vangen ze ook wel en tevens zijn ze niet afkerig van aas. Bij vissersdorpen azen ze althans, samen met onder meer maraboes, vaak op het visafval.
■ Totale lengte 50-60 cm; vleugelspreiding 100-110 cm. Gedrongen lichaam, door kuif groot lijkende kop, zware snavel.
Effen donkerbruin, aan onderzijde iets lichter, purperachtige gloed op rug en vleugels. Snavel en poten zwart.
Voedsel: Gevarieerd; in hoofdzaak amfibieën, vissen, insekten, slakken enz.
In groot, overdekt nest 3-6, meestal 4 witte eieren; broedtijd 20-23 dagen; beide ouders broeden en verzorgen de jongen.
Maakt hard, metaalachtig, fluitend geluid, vooral tijdens vliegen. Als meerdere bij elkaar zijn dan flink rumoerig.
Hammerhead, Hamerkop • Hammerkopf, Schattenvogel • Ombrette
Scopus umbretta.