Artis dierenencyclopedie

H. van de Werken (1969)

Gepubliceerd op 01-11-2023

Haaien

betekenis & definitie

Er wordt dikwijls gedacht dat met de naam haai één grote, mensenetende zeebewoner wordt aangeduid, een aan de walvis verwant dier. In werkelijkheid zijn haaien vissen – walvissen zijn in het water levende zoogdieren – waarvan in de wereldzeeën ongeveer 250 soorten voorkomen.

Om en nabij de dertig ervan zijn gevaarlijk voor mensen. De overige zijn min of meer onschuldige dieren die van vissen, inktvissen, plankton en ander klein gedierte leven. Merkwaardig is dat juist de grootste haaien het minst gevaarlijk zijn. De reusachtige walvishaai die tot achttien meter lang kan worden en een bek heeft waarin een mens kan zitten, is er zo een, evenals de maximaal zestien meter lange reuzenhaai. Ze zijn allebei, net als de nog veel grotere walvissen, eters van plankton, uiteraard in enorme hoeveelheden. Ook de kleine soorten van om en nabij een meter lang, waarvan er vele tientallen zijn, zoals de fraaie, ook in de Noordzee voorkomende hondshaai, leveren geen gevaar op.

De meeste zijn bewoners van de bodem, waar ze ook hun voedsel zoeken. In feite kost het verblijf op de bodem de dieren de minste inspanning. Als alle kraakbeenvissen hebben haaien geen zwemblaas, het orgaan dat voor het zweefvermogen in het water zorgt. De vissen zijn daardoor ‘zwaarder’ dan water en zinken erin als ze zich met vinnen en staart niet in beweging houden. Een haai moet daarom in principe constant zwemmen om in hogere waterlagen te blijven. Bij de aan de oppervlakte levende soorten hebben er enkele een zeer grote en vette lever, die soms tot 25 procent van het lichaam in beslag neemt. Aangezien 85 procent van dit orgaan uit vet of olie bestaat – en bovendien olie met een zeer laag soortelijk gewicht, 0.86 tegen 0.93 voor gewone van de kabeljauw afkomstige levertraan – kan men de lever beschouwen als de kurk waarop de haai drijft of zweeft.

Er is over weinig vissen zoveel onzin verkondigd als over haaien, speciaal over de wijze waarop voor de mens gevaarlijke exemplaren kunnen worden verjaagd of bestreden. Helaas is voor hen die in zee met hongerige haaien worden geconfronteerd, geen van de aanbevolen middeltjes afdoende. In oorlogstijd was door de vele schipbreukelingen het haaieprobleem zeer groot. Er zijn gevallen bekend waarin de uit tientallen koppen bestaande bemanningen van in de grond geboorde schepen geheel door haaien werden verslonden. Er werden allerlei bestrijdingsmiddelen ontwikkeld en aanbevolen: kleur- en reukstoffen die, zich in wolken in het zeewater verspreidend, haaien op een afstand zouden houden of de kluts zouden doen kwijtraken. Ook door vergif en lawaai zouden de dieren kunnen worden verjaagd. In recente jaren werden ook allerlei manieren beproefd om baden langs de kust te beveiligen, onder meer door het leggen van een gordijn van luchtbellen.

In de hele wereld zijn de laatste twintig jaar ongeveer duizend gevallen bekend geworden waarin haaien mensen aanvielen. Langs de Noordamerikaanse kusten worden ieder jaar vier baders gegrepen van wie er een of twee worden gedood. Voor hen die graag in zee zwemmen geen groot, maar wel een heel weinig aanlokkelijk risico.

In de praktijk blijken alle beveiligingen, van luchtbellen tot elektrische schokken, slechts in zoverre zin te hebben dat haaien, die vermoedelijk toch geen kwaad in de zin hadden, erdoor op een afstand worden gehouden. Mogelijk worden ook alleenzwemmende exemplaren, die door de een of andere oorzaak van hun kornuiten zijn afgeraakt en in laag water terechtkomen, erdoor afgeschrikt. Er zijn vele authentieke verhalen van mensen die, door haaien aangevallen, deze door schreeuwen van zich af wisten te houden.

Haaien zijn in staat, door middel van de zeer gevoelige zogenaamde zijlijn, bewegingen in het water op te merken tot op afstanden van 200 meter. Tevens kunnen ze voortreffelijk zien; de ogen zijn ook aan gebruik in half duister zeer goed aangepast. Hun reuk tenslotte is eveneens perfekt. Vooral bloed kunnen ze – tenzij de stroom natuurlijk van ze af is – op honderden meters afstand ruiken. Het is vooral die geur van bloed die ze vertelt waar iets te eten valt en die ze in hevige opwinding brengt. Wanneer een zwemmer zich heel rustig houdt en vooral niet spartelt, heeft hij een redelijke kans om door haaien over het hoofd te worden gezien. Is hij echter gewond, dan wordt hij vrijwel zeker opgemerkt. Deskundigen zeggen dat haaien die eenmaal mensenvlees hebben geproefd, hun leven lang gespecialiseerde menseneters blijven.

Prooi wordt eerst door haaien omcirkeld, aanvankelijk voorzichtig afwachtend en in grote kringen, maar allengs worden de vissen driester en de kringen kleiner, tot een hap wordt gewaagd. Met de zaagvormige rijen vlijmscherpe tanden wordt, door een paar krachtige rukken met de kop, een stuk van de prooi afgescheurd. De onderstandige bek maakt het beslist niet nodig dat de dieren zich eerst op de rug wentelen alvorens te kunnen toebijten. De snuit kan zonder meer zover worden opgetild dat hij over de prooi valt. Het na de eerste hap gewoonlijk te voorschijn komende en het water roodkleurende bloed maakt de dieren wilder en wilder tot ze als dol geworden op hun slachtoffer afstormen en dit in korte tijd verscheuren. De zee is op zulke momenten ter plaatse een kolkende massa.

Alles wat de haaien voor de bek komt, eetbaar of niet, wordt verzwolgen. Wie dit eenmaal heeft gezien is voorgoed genezen van de gedachte dat haaien met kleurstoffen of luchtbelletjes zouden kunnen worden verdreven.

< >