Artis dierenencyclopedie

H. van de Werken (1969)

Gepubliceerd op 01-11-2023

Guanaco

betekenis & definitie

De sierlijke guanaco’s, met de vicognes de wilde vertegenwoordigers van de Zuidamerikaanse kamelen, bewonen voornamelijk de tussen zeeniveau en ongeveer 4000 meter hoogte liggende pampa’s en bergweiden in het westelijke deel van Zuid-Amerika. Ze leven daar in groepjes van vijf, zes, hoogstens vijftien wijfjes met jonge dieren, aangevoerd door een mannetje.

Soms sluiten deze groepjes zich aaneen tot grote kudden, waarbij elk groepje toch los van de andere blijft en er een bepaalde afstand van houdt. Zo’n troepje of cuadrillas, zoals de Zuidamerikaan zegt, wordt aangevoerd door een mannetje dat zich tijdens het grazen van de kudde afzijdig houdt en vanaf een geschikt punt de omgeving naar vijanden afspeurt, of liever, afkijkt want bij de lama-achtigen komt het gezicht op de eerste plaats. Is er gevaar, dan laat hij een blatend geluid horen dat de wijfjes ogenblikkelijk met grote snelheid – meer dan vijftig kilometer per uur – doet wegvluchten. Als de indringer te dicht bij komt gaat hij hem te lijf, waarbij hij ernstige bijtwonden kan toebrengen. Andere mannetjes worden door hem in de troep geduld zolang ze jong zijn; daarna worden ze verjaagd. De jonge dieren sluiten zich óf bij in dezelfde positie verkerende sexegenoten aan, óf vormen zelf een groepje.

Zogende jongen leven in kindergroepjes bijeen, waar ze door de eigen moeder worden verzorgd. Guanaco’s zijn evenals hun familieleden uitstekend toegerust voor het verblijf in gebieden met een uiteenlopend klimaat en sterk wisselende temperaturen. De dikke vacht omhult een groot deel van het lichaam, met uitzondering van de binnenkant der poten die vrijwel kaal is. Bij hevige kou houdt het dier, staande of liggende, de poten tegen het lichaam gedrukt en trekt aldus het volle profijt van zijn bontjas. Is het warm, dan worden de poten wat gespreid waardoor de lichaamswarmte gemakkelijk kan afvloeien. Gebrek aan water – de dieren leven ook in een der droogste woestijngebieden ter wereld – kunnen ze net als echte kamelen vrij lang doorstaan; indien aanwezig nemen ze ook met brak of zout water genoegen.

In het natte seizoen trekken ze gewoonlijk hoger de bergen in naar de snel groen wordende bergweiden. Bij droogte, wanneer de zon het groen verzengt, zakken ze af naar lagere streken. Vijftig of honderd jaar geleden kwamen de dieren nog zeer veelvuldig voor. Vooral door uitbreiding van de cultuurgronden zijn ze sterk in aantal achteruitgegaan. De eigenaren van de in hun woongebied geïmporteerde schapen, die voor de bevolking van meer waarde zijn dan de wilde guanaco’s, beschouwden de dieren als ernstige voedselconcurrenten voor hun eigen kudden en verdreven ze zoveel mogelijk. Ze zijn nu tot op zekere hoogte beschermd, al worden er nog heel wat clandestien geschoten. De wol van de volwassen dieren is, anders dan van de vicogne, gelukkig nogal stug; van de jonge dieren is het vachtje echter zeer geliefd, zodat die het meest als slachtoffer van stropers vallen.

Totale lengte 1,80-2,00 m; schouderh. 1,00-1,20 m; normale kophoogte 1,60 m; gewicht 70-90 kg.

Roodachtig lichtbruin, scherp afstekend tegen wit aan buikzijde en binnenzijde poten.

Voedsel: Plantenkost, vooral gras, kruiden en mossen.

Draagtijd ong. 11 mnd., gewoonlijk 1 jong, zelden 2, dat vrijwel direct na de geboorte langdurig kan rennen. Wordt 10-15 weken gezoogd, eet na 1 week zelf al wat mee. Na 2-3 jaar volwassen.

Bijzonder goede klimmers in de bergen; zijn er net zo snel als gems of steenbok. Kunnen maximaal 25-30 jaar worden.

Zie ook kameelachtigen.

Huanaco • Guanako • Guanaco

Lama guanicoe.

< >