De grind, griend of grindewal wordt, ondanks zijn maximale lengte van een meter of acht, wegens zijn intelligentie en goedmoedigheid – en natuurlijk ook om die lengte – nogal eens in dolfinaria gehouden. Hij is een echte dolfijn, verwant dus aan onder meer de tuimelaar, maar veel rustiger en minder snel in zijn bewegingen dan deze. De traagheid is begrijpelijk want hij leeft voornamelijk van inktvissen, langzaam voortbewegende dieren waarvoor geen grote snelheid vereist is.
Hoewel een nachtdier, is hij in gevangenschap gemakkelijk aan het dagleven te wennen. Hij leeft in grote, vaak honderden dieren tellende groepen. Elke kudde wordt door een zeer groot volwassen mannetje geleid dat door de anderen blindelings wordt gevolgd. Van de grind zijn vele gevallen bekend waarbij een hele kudde op geheimzinnige wijze op een of andere kust strandde en daar na een lang lijden om het leven kwam. Verklaringen daarvoor waren dat de leider een fout zou hebben gemaakt en gevolgd was door de kudde, of dat de dieren te ver waren gegaan bij de achtervolging van een prooi. Feit is dat de grinden niet zijn aangepast aan het verblijf in ondiep water, daar in paniek raken en dan niet meer in staat zijn naar zee terug te keren.
Zelfs pogingen van de mens om de ongelukkige dieren naar zee terug te brengen mislukken, waarschijnlijk omdat ze al te zeer verzwakt zijn. En niet omdat ze met alle geweld zelfmoord willen plegen. Ook andere walvisachtigen komen af en toe zo aan hun einde. Opvallend is dat het merendeels bewoners van de open zee zijn, zelden soorten die langs de kust leven. De Nederlandse bioloog dr. Dudok van Heel heeft de theorie ontwikkeld dat de oorzaak moet worden gezocht in de vorm van de kust.
Bepaalde, langzaam oplopende stranden zouden naar zijn mening de echopeiling van de walvisachtigen in de war brengen. Alle obstakels worden door hun ‘asdic’ gesignaleerd, een flauw oplopende kust schijnt hun ultrageluiden niet of niet juist te weerkaatsen. Eenmaal in laag water, zijn ze verloren.
■ Totale lengte max. 8,70 m; gewoonlijk 5-6 m; gewicht van zeer grote ex. 3000-4000 kg.
Geheel zwart, soms lichte vlek op kin.
Voedsel: Voornamelijk inktvissen, ook gewone vissen.
Draagtijd 11-12 mnd; één jong, 2,40-2,80 m lang; wordt 16-18 mnd. gezoogd; mannetje geslachtsrijp als ong. 6 jaar, wijfje pas als ong. 12 jaar. Max. leeftijd 45-50 jaar.
Heeft grote ronde kop met hoog gewelfd voorhoofd en enigszins onderstandige bek. Komt soms dicht hij kust bij het volgen van trekkende inktvissen. Aan kust Nieuw-Zeeland strandden er eens ong. 500, een paar jaar later 100.
Zie ook dolfijnen en walvisachtigen.
Pilot Whale • Grindwal • Globicéphale noir
Globicephala melaena.
De grind heeft, als vele walvisachtigen, in enkele vormen en soorten een enorm verspreidingsgebied dat zich over vrijwel al het zoute water van de wereld uitstrekt, met uitzondering van de poolzeeën.
In open zee worden de zeevaartroutes vaak door de dieren gemeden zodat ze niet zo vaak worden gezien. De ook langs de Nederlandse kust voorkomende soort wordt dikwijls bij de Fär Öer eilanden en de Orkaden gesignaleerd.