Wanneer de vraag wordt gesteld of gorilla’s agressief zijn, kan het antwoord zonder meer ‘neen’ luiden. Wat niet betekent dat ze ongevaarlijk zijn.
Gorilla’s zijn wilde dieren met een onvoorstelbare kracht, die wanneer ze in het nauw worden gedreven of niet op de juiste wijze worden benaderd, zich met al die kracht zullen verweren. Eén blik op een volwassen gorilla is voldoende, te beseffen wat dit betekent. Als de volwassen gorillaman in Artis eens flink aan de boom in zijn verblijf schudt of tijdens het rondrennen speels met een schouder langs de zware spijlen van de kooi gaat, davert en dreunt het hele, toch uiterst solide gebouw. Ook heel jonge exemplaren mag men niet onderschatten; dat kan ieder die met zo’n dier speelt aan den lijve ondervinden. De spelletjes zijn zo ruw dat de menselijke tegenstander binnen enkele minuten bekaf is. Zelfs chimpansees of orang-oetans, toch ook geen zachtzinnige dieren, moeten het tegen het uithoudingsvermogen van de gorilla afleggen.
In Artis zat vele jaren een aantal van deze mensapen bij elkaar, jonge dieren allemaal. Steeds heeft men ’s middags om een uur of drie de gorilla in een apart hok moeten opsluiten om z’n kornuiten tenminste gedurende een paar uur rust te geven. Zodra het hek achter de gorilla was dichtgeslagen, lieten de andere apen zich doodvermoeid en naar adem snakkend neerploffen. Als de gorilla echter uit z’n kooi mocht om in de keuken van het apenhuis een beker melk of iets dergelijks te drinken, was hij als een lammetje. Zachtjes brommend van tevredenheid liet hij zich aan de hand meevoeren – als hij z’n verzorger althans niet kon overhalen hem te dragen. In de keuken ging hij rustig zitten en dronk hij keurig de kroes leeg. Heel anders was hij, ook tegenover mensen, in de grote speelkooi. Met hem stoeien was onmogelijk ofschoon de gorilla het ongetwijfeld prachtig vond. Uitgelaten rende hij dansend en stampvoetend rond om dan plotseling met z’n volle gewicht van veertig of vijftig kilo tegen z’n menselijke speelmakker te botsen, deze in één beweging de benen onder het lichaam weg te slaan, speels in de enkels te bijten en ondertussen een goedmoedige maar als van een beroepsbokser afkomstige tik uit te delen. Het was allemaal niet onvriendelijk bedoeld. En daarmee is eigenlijk de gorilla getypeerd, ook in het wild. Alle verhalen van onverhoeds aanvallende, kwaadaardige, ja zelfs moordlustige gorilla’s, die de reiziger noopten z’n geweer leeg te schieten om zich de brute aap van het lijf te houden, zijn verzinsels.
In zoverre dat de jager wel een gorilla zal hebben neergeknald maar met de moordlust helemaal van zijn kant. Als men in de wildernis op een groep gorilla’s stuit, dan zullen deze wel een heleboel lawaai maken en ook een aanval doen, maar die wordt zelden doorgezet en heeft tot doel de belagers te verjagen. Is de indringer zo onverstandig om aan te vallen of te dicht bij te komen, dan moet hij niet verbaasd zijn als de apen zich verdedigen.
Een onderzoeker die de gorilla’s in de natuur lang en grondig heeft geobserveerd, is de Amerikaan dr. George Schalier. Zonder wapens is hij het gebied der mensapen ingetrokken, kalm en zonder de dieren te verschrikken, maar tevens zo dat ze hem goed konden zien en horen en aan hem wennen. Het gevolg was dat de apen nieuwsgierig werden en na verloop van tijd dichterbij kwamen om te zien wat de man uitvoerde. Toen hij helemaal niet gevaarlijk bleek te zijn – mogelijk zagen ze hem aan voor een alleenlevende gorillaman, een normale verschijning bij gorilla’s – accepteerden ze hem in hun omgeving. Dus gingen ze over tot de dingen van de dag.
En om hun leefwijze was het dr. Schalier juist te doen. Bij de resultaten van de studie moet worden aangetekend dat het hier gaat om de berggorilla’s van een beperkt gebied in de grensstreek van Kongo en Oeganda. Het lijkt waarschijnlijk dat de dieren zich elders anders gedragen, zeker de zogenaamde laaglandgorilla’s, waarvan er twee vormen zijn, een westelijke en een oostelijke. Eenzelfde verschijnsel zien we onder meer bij chimpansees; de in West-Afrika levende dieren blijken zich in vele opzichten anders te gedragen dan de Oostafrikaanse. Zo zullen er, grotendeels onder invloed van het milieu, ook bij de gorilla’s verschillen zijn. Veel is hierover niet bekend omdat de westelijke gorilla’s nog nauwelijks bestudeerd zijn.
Volgens de gegevens van Schalier leven de berggorilla’s in groepen van vijf tot dertig exemplaren, aangevoerd door een grote man met zilverkleurig haar op de rug, een kenmerk der volwassenheid. Geen een gorilla is gelijk aan de andere, niet in uiterlijk, niet in aard. Er zijn langharige, wollige, kroezige en haarloze exemplaren, er zijn er die met een fikse pruik getooid schijnen; andere zijn vrijwel kaalhoofdig. Naast nerveuze vindt men heel rustige dieren, naast agressieve zijn er schuwe. Als algemene beschrijving van gorilla’s kan men het beste volstaan met de kwalificatie ‘gereserveerd’. Ook onder elkaar zijn ze heel rustig.
Zelfs de jongen spelen niet vaak; als ze het doen is het, net als in gevangenschap, vaak een ruwe affaire. Naarmate ze ouder worden, gaat de speelsheid over in de ernst van het groepsleven. Een groot deel van de tijd wordt besteed aan voedsel zoeken, waarbij de dieren doorlopend een oogje op elkaar houden – en vooral op de leider met z’n zilverkleurige rugharen, de ‘makassi’. Hoewel ze in gevangenschap dikwijls graag vlees eten, heeft men ze dat in de natuur zelden of nooit zien doen. Wel is waargenomen dat gorilla’s vissen vingen en oppeuzelden. Er zijn twee soorten volwassen mannen: de reeds genoemde leider en de solitair levende exemplaren. Deze trekken in hun eentje door de bossen, sluiten zich soms een paar dagen bij een groep aan, maar gaan daarna weer alleen verder, de vrijheid prefererend boven het doorlopende gezelschap van soortgenoten.
In de groep heeft de ‘makassi’ bij alles de leiding. Hij bepaalt waarheen de troep gaat, verdeelt het voedsel, houdt toezicht bij het eten, laat weten wanneer het nodig is te vluchten, neemt zo nodig het initiatief bij gevechten. Bij gevaar en ook ’s nachts klimmen de wijfjes en jonge dieren in de bomen, waar om te slapen een eenvoudig nest wordt gemaakt. De grote mannetjes zoeken meestal een legerstede op de grond. Als, zoals soms gebeurt, twee gorillagroepen elkaar ontmoeten, wordt er niet gevochten; de groepen vermengen zich vaak en de leden brengen de nacht soms naast elkaar door. Na verloop van tijd gaan ze echter ieder weer hun eigen weg.
Veel schijnt daarbij af te hangen van de mate waarin de dieren elkaar kennen – en de ervaringen die ze de laatste jaren met elkaar hebben opgedaan. Het is namelijk zeer waarschijnlijk, mede gezien de behoorlijke leeftijd van een jaar of dertig die ze kunnen bereiken, dat de in een bepaalde streek levende gorilla’s elkaar individueel kennen.
Buiten de mens hebben ze geen grote vijanden. Volgens Schalier sterven de meeste gorilla’s aan door bacteriën en virussen veroorzaakte ziekten. Gorilla’s hebben een paar stemgeluiden, een dreigend gegrom en een opgewekt, zangerig gebrom. En verder bespelen ze een instrument: hun eigen borstkas die ze als uiting van welbehagen of van opwinding met beide, hol gehouden handen betrommelen, zich daarbij vaak met voetgestamp begeleidend. Zo trommelen ze ook wel op hun dijen en op daarvoor geschikte objecten als bomen en stronken of, in gevangenschap, op deuren en muren. Deze instrumentale ‘zang’ heeft vooral ten doel tegenstanders te imponeren gewoonlijk met succes. Misschien is het ook een middel om met elkaar in contact te blijven.
Met de bescherming is het vooral de laatste jaren, mede ten gevolge van onrust in de landen waar ze voorkomen, niet zo best gesteld. Officieel heten ze beschermd te zijn en kan men uitsluitend met vergunning van de betreffende autoriteiten in het bezit van een exemplaar komen. In de praktijk geraken er vele illegaal in handen van particulieren – waar ze gewoonlijk ten dode zijn opgeschreven. Want afgezien van het feit dat een particulier onmogelijk een groter wordende gorilla in huis kan houden, geeft de verzorging en voeding zeer veel problemen. Het vereist veel ervaring, de dieren te ontdoen van de ingewandsparasieten die ze gewoonlijk hebben en te genezen van de dikwijls voorkomende huidaandoeningen. In hun natuurlijk milieu en mits in goede conditie heeft het lichaam veelal voldoende weerstand tegen parasitaire aandoeningen en ontstaat er een soort evenwicht. Door de grote veranderingen die gevangenschap in hun leven brengt, waardoor de weerstand vermindert, kunnen de parasieten de overhand krijgen en hun gastheer snel te gronde richten. Dank zij moderne geneesmiddelen kan men de aandoeningen in de dierentuin uitstekend tegengaan, wat echter vaak vele maanden van doorlopende zorg vereist.
Over het geheel genomen ziet de toekomst van de gorilla in het wild er niet erg rooskleurig uit. Een lichtpuntje is dat er de laatste jaren verscheidene exemplaren in gevangenschap zijn geboren. De dierentuin in Columbus, Ohio, in de Verenigde Staten is op 22 december 1956 de eer te beurt gevallen als eerste de geboorte van een gorilla te kunnen melden, een sensatie in dierentuinkringen. Bazel was de volgende tuin waar men succes had; daar werden er trouwens verscheidene geboren. Andere dierentuinen, zowel in Amerika als in Europa, volgden. Een hoogtepunt vormde in 1967 de geboorte van een tweeling in Frankfurt bij een wijfje dat al eerder een jong ter wereld had gebracht.
■ Hoogte van op achterpoten staande volwassen berggorilla-man 1,60-1,80 m; er zijn exemplaren bekend van tegen de 2 m. Spanwijdte armen tot ong. 2,75 m, borstomvang 1,60 m en meer. Gewicht 150-175 kg in de natuur. In gevangenschap, als gevolg van te goede of overvloedige voeding, vaak zwaarder, tot 300 kg en soms nog meer.
Laaglandgorilla’s zijn iets kleiner. Wijfjes zijn aanzienlijk kleiner en lichter, in natuur max. 110 kg, in gevangenschap 125 kg.
De voetafdruk van een volwassen gorilla is driemaal zo groot als die van een mens.
Donkerbruine tot zwarte beharing, volwassen mannen met zilvergrijze of grijze baan op rug. Kort haar bij de laagland-, langer bij de berggorilla. Onbehaard zwart gezicht. Er komen ook albino’s voor, witte exemplaren dus. Zo’n dier kwam in bezit van de dierentuin in Barcelona.
Voedsel: Plantaardig, vooral bladeren, jonge loten, boombast e.d. Misschien ook wat dierlijk. Er is gezien dat ze in de natuur vissen vingen en opaten. In Artis krijgen ze naast plantaardig voedsel ook 0.5 kg gekookt vlees per dag dat ze met graagte eten.
Draagtijd 8-9 mnd.; gem. 260 dagen, 1 jong, zeer zelden 2. Dit laatste was onbekend tot er in Frankfurt een tweeling werd geboren, beide wijfjes. Gewicht bij geboorte ong. 1800-2300 gr. Na 1 jaar 11-12 kg. Jong wordt ong. 1 jaar gezoogd en blijft ong. 3 jaar bij moeder. Max. leeftijd in wild, volgens Schalier, 25-30 jaar.
Oudste in gevangenschap leefde in Philadelphia; arriveerde er in 1927, stierf in 1961; was er 33 jaar en 5 mnd; was toen in ieder geval ruim 34 jaar oud. Woog bij komst 5 kg, als volwassen dier 200 kg.
Gorilla’s hebben vrij korte benen en lange, zwaar gespierde armen. Kunnen goed op achterpoten staan; doen dit voornamelijk bij borsttrommelen. Steunen bij lopen met knokkels van handen op grond. Zijn evenals orang-oetan en chimpansee staartloos. Er leven tussen de 200 en 250 ex. in dierentuinen. Komen in wild voor tot op 4000 m hoogte; van tropische hitte tot gebied met vorst.
Zie ook apen.
Gorilla • Gorilla • Gorille
Gorilla gorilla.