Gepen zijn niet de gemakkelijkste vissen om in gevangenschap te houden. Ze zijn zeer schrikachtig en hebben als bewoners van de open zee van nature geen enkele ervaring met obstakels op hun weg.
Het zijn pelagische vissen, wat wil zeggen dat ze vlak onder de oppervlakte leven. Bij schrik gaan ze er in open zee, recht toe, recht aan, in wilde vaart vandoor. In een aquarium doen ze hetzelfde maar daar worden ze door de wanden gestuit, wat de dieren het leven kan kosten. Hebben ze eenmaal geleerd obstakels te vermijden, dan kunnen ze ook in gevangenschap uitstekend gedijen. Dikwijls houdt men ze in een rond bassin waar ze gedwongen worden in cirkels te zwemmen. Ook worden langs de wanden wel vellen dun plastic opgehangen die een botsing afremmen.
Het beste is met jonge dieren te beginnen. Als ze eenmaal willen eten – en dat zal van dood voer moeten zijn, waaraan ze helemaal moeten wennen – dan groeien ze ‘vanzelf’. De lange, met vele scherpe tandjes bezette kaken wijzen er al op dat het felle rovers zijn. Alle niet te grote vissen in hun bassin vallen onherroepelijk tussen hun gulzige kaken. Dat heeft men in Artis gemerkt toen enkele in een bassin waren gezet waarin haringen rondzwommen. In het begin joegen de gepen er alleen achteraan; ze waren toen nog te klein om haringen te verzwelgen.
Maar naarmate ze groeiden, verdwenen de haringen de een na de ander in het gepekeelgat. Ofschoon de geep langs de hele westkust van Europa voorkomt, ook in onze Noordzee, ligt zijn hoofdverspreiding meer naar het zuiden, in het Middellandse Zee-gebied. In het voorjaar trekken de vissen in grote aantallen naar ondiepe paaiplaatsen langs de kust waar de eieren worden afgezet. Gepen zijn prima zwemmers, die het lichaam met slangachtige bewegingen voortstuwen. Als ze bedreigd worden, springen ze tijdens de vlucht vaak een stukje uit het water. Niet ver. Dat kunnen hun naaste verwanten, de vliegende vissen, beter.
■ Totale lengte max. 100 cm; gem. 60-80 cm; lange puntige bek.
Groenachtig bruin.
Voedsel; Allerlei kleine vissen en andere waterdieren.
De ronde eieren hebben vele lange, rankachtige en kleverige draden, waarmee ze zich vasthechten aan drijvend zeewier en andere objecten en aan elkaar. Eieren komen na 5-6 weken uit, jongen meer dan 1 cm lang en vrij goed ontwikkeld, zonder lange bek. Eerst groeit onderkaak uit, daarna bovenkaak. Als jongen ong. 10 cm zijn, is bek ong. 2 cm.
Schubben laten zeer snel los, maar dieren kunnen zich daarvan, in tegenstelling tot haringen, goed en snel herstellen.
Gar-fish • Meerhecht • Orphie
Belone belone.