Artis dierenencyclopedie

H. van de Werken (1969)

Gepubliceerd op 01-11-2023

Galago

betekenis & definitie

Het duurt wel een minuut of vijf alvorens men, uit het daglicht komend, helemaal gewend is aan de schemering in het nachtdierenverblijf van Artis. Zodra het oog zich eenmaal heeft aangepast aan het maanachtige schijnsel, ontwaart men aan alle kanten dieren die onder normale omstandigheden overdag in allerlei schuilhoeken verborgen zitten of weinig meer van zich laten zien dan een harige bal.

Een slapende bal, want voor hen is de dag de tijd om te rusten. Pas in de schemering komen ze tot activiteit, de kolossaal grote ogen, speciaal gebouwd voor kijken in duisternis, speurend naar voedsel. Die nachtelijke leefwijze is weer zo’n prachtig staaltje van de natuur om ieder aan z’n trekken te laten komen. Een aantal van die zogenaamde halfaapjes, primitieve dieren, zouden het tegen de concurrentie van de ‘moderne’ dagdieren nooit hebben kunnen bolwerken en reeds lang van de aardbodem zijn verdwenen, als ze hun activiteiten niet naar de nacht hadden verlegd. Voor het publiek zijn deze dieren lang onbekenden gebleven. Het nachtdierenverblijf, zoals meer en meer dierentuinen beginnen in te richten en waar de dag kunstmatig voor de nacht is verwisseld, heeft daar gelukkig verandering in gebracht. De Afrikaanse galago of bushbaby bijvoorbeeld, een van die kostelijke halfaapjes, kan nu door iedereen in zijn doen en laten worden gadegeslagen. Tenminste, na aan dat doen en laten gewend te zijn. In het begin denkt men bij het bekijken van de dieren aan zinsbegoocheling te lijden. Daar waar men toch duidelijk een grappig kopje met twee voor die snuit bijna tè grote ogen meende te zien, is plotseling niets meer.

Maar op het tegen de lichtere achterwand afstekende takje dat duidelijk leeg was, blijken ineens twee diertjes te zitten, de koddige kopjes opzij gebogen, zodat hun ogen niet horizontaal naast, maar verticaal boven elkaar staan. Wie zoiets voor het eerst in het schemerlicht ziet en niet begrijpt hoe het allemaal in elkaar zit, spert de ogen extra wijd open. Om tot de ontdekking te komen dat de tak even leeg is als voorheen. Het heeft niets met hallucinaties maar alles met de snelheid van de galago’s te maken. Met verbijsterend gemak springen ze recht van de grond op om een meter hoger op een tak of een smal richeltje terecht te komen. Hun wel twintig centimeter lange staart, langer dan hun lichaam, dient erbij als stuur- en balanceerorgaan.

De dunne, in brede toppen uitlopende vingers en tenen zijn voorzien van een soort zuignapjes waardoor de dieren zich praktisch overal klemvast kunnen vastgrijpen. Schuin van de grond opveren, zich flitsendsnel tegen de zijwand van hun verblijf afzetten om aan de andere kant, hoog in de kooi, achterstevoren, ondersteboven of hoe ze ook maar willen, terecht te komen, is een heel normale wijze van zich verplaatsen.

Voor die snelle bewegingen en het zekere neerkomen zijn ze natuurlijk in de eerste plaats aangewezen op de voortreffelijke ogen. Door de bijzondere bouw – zie daarvoor nachtdieren – en de uitzonderlijk grote lens zijn deze langwerpig geworden waardoor ze ook in de diepte veel plaats innemen. In de daarvoor benodigde diepe oogkassen kunnen ze haast niet meer heen en weer draaien en zo ontstaat het typische, starende nachtdieroog. Als compensatie kan de galago, net als de uil, zijn kop 180 graden en meer draaien. Het lijkt niet onmogelijk dat de bushbaby’s nog een andere methode hebben om zich snel te oriënteren, namelijk door middel van echolocatie, ongeveer zoals bij vleermuizen. Tijdens het rennen en vooral het springen stoten ze vaak snel klikkende geluidjes uit.

Men vermoedt dat de echo daarvan door de dieren wordt opgevangen en als het ware in een beeld wordt omgezet. Zekerheid hieromtrent is er nog niet, maar onderzoekingen zijn gaande.

In het wild leven galago’s in troepjes; overdag slapen ze vaak ook gezamenlijk in een nest, tot tien exemplaren bijeen. Tijdens de nachtelijke actieve uren heeft een mannetje gewoonlijk de leiding. Onderling zijn ze zeer verdraagzaam. Alleen als het om de andere sexe gaat, willen mannetjes wel eens furieus met elkaar vechten.

Een kleine neef van de gewone of Senegalgalago is de dwerggalago, de kleinste van de familie. Het is een kleurig diertje, bruinachtig groengeel op de rug, geel aan de buikzijde, dat in totaal ongeveer dertig centimeter lang is. Veel meer dan de helft daarvan is echter staart. Vrijwel het hele met grote oren uitgeruste spitse kopje wordt ingenomen door de ogen. Ondanks zijn geringe afmetingen kan het diertje reusachtige sprongen maken, tot twee meter ver, uit alle standen en in alle gewenste richtingen.

Dwerggalago’s worden zelden in gevangenschap gehouden. In Artis werd in 1966 na een draagtijd van 109 dagen een tweeling geboren. Zowel over het aantal jongen als de draagtijd was tot dat moment praktisch niets bekend.

De grootste vertegenwoordiger van de interessante galago-groep is de reuzengalago.

Totale lengte 35-42 cm; staart 20-25 cm; gewicht ong. 300 gr. Grote oren en ogen.

Zachte dikke, wollige vacht, van bruingrijs tot roodachtig bruin. Lichte buik, wangen, hals en keel. Lichte veeg op neus tussen ogen.

Voedsel: Plantaardig, vruchten, bladeren, zaden enz. en dierlijk, insekten, kleine reptielen, vogels, eieren, kleine zoogdieren.

Draagtijd 4-5 mnd.; vermoedelijk 140-145 dagen; 1-2 jongen; gewicht jong 10-15 gr. Na ong. 4 weken vrij los van moeder, begint te springen. In 2 mnd. onafhankelijk; na jaar volwassen.

Kan 10 jaar oud worden, misschien wel ouder. Recordsprong 2.30 m.

Zie ook halfapen en nachtdieren.

Galago, Bushbaby • Galago • Galago

Galago senegalensis.

< >