Condors die als volwassen dieren in gevangenschap komen, kunnen, indien eenmaal aan hun verzorgers gewend, vrij tam worden. Toch moeten ze steeds in de gaten worden gehouden want er is altijd kans dat ze de verzorger die hun perk is binnengekomen, onverhoeds aanvallen, vooral de mannetjes.
Gelukkig hebben ze niet van die lange en scherpe klauwen als arenden, maar hun snavel mag er best zijn. Met dit wapen, waarmee kadavers uit elkaar worden gerukt, kunnen ze afschuwelijke houwen uitdelen. Het is voor de verzorger daarom zaak de dieren steeds vóór zich te houden. En komen ze te dichtbij dan is een tik voldoende ze verschrikt te doen terugdeinzen. Dat is iets dat ze blijkbaar niet kennen en waar ze geen antwoord op weten. Heel wat minder onberekenbaar was de in 1965 in Artis geboren condor. Toen die al een paar jaar oud was en tot een zware, zij het nog niet volwassen vogel was uitgegroeid, vond hij het nog steeds heerlijk, in de hals te worden gekriebeld. Hij schoof de kop dan plat over de grond tussen de smalle spleet onder het hek van zijn verblijf door en onderging de aanhaling met van zaligheid gesloten ogen. Dit jonge dier was helemaal kunstmatig grootgebracht omdat de ouders op te onverantwoordelijke wijze met hun eieren omsprongen. Een eerste ei hadden ze stukgemaakt. Het tweede werd daarom weggehaald en vervangen door een ganzeëi – terecht naar bleek, want kort daarna liep de condorman ermee in zijn bek. Later ging hij er weliswaar op zitten broeden maar de volgende dag was ook dit ei kapot. Het goede ei werd toevertrouwd aan een … Japans zijdehoentje, een klein maar uitermate zorgzaam kipje dat onder alle omstandigheden, hoe vreemd die ook zijn, haar broedplichten verricht. En die waren vreemd met dit kolossale, tien centimeter lange en ongeveer 200 gram wegende ei. Het kipje, dat zelf amper 500 gram woog, zat vanzelfsprekend niet zo lekker op dat hoge ding en daarom werd er, ter verkrijging van een beter evenwicht, een bijna even groot kalkoenei naast gelegd. Hooggezeten vervulde de witte kip haar broedplichten alsof het haar eigen legsel was. Geregelde controle van het ei – onder kreunende protesten van het hennetje – leerden dat de kiem zich goed ontwikkelde.
Dertig dagen heeft het dier gebroed; toen werd het vervangen door een eveneens broeds soortgenootje, dat de taak zonder meer overnam en voortreffelijk volbracht. Na in totaal 58 dagen kwam het jong te voorschijn, precies hetzelfde aantal dagen als in voorgaande keren – 1937, 1940 en 1942.
Het was een wijfje – een mannetje is direct te herkennen aan het begin van de kam die hij later op de snavel draagt. Het was een wonderlijk diertje. Aan het vrij kleine, op rug en flanken met grijs dons bedekte lichaampje zat een naar verhouding zeer grote, zwarte kale kop met een reusachtige snavel. Het diertje werd aanvankelijk gevoerd met voorverteerd vlees, later met dode muizen en gewoon vlees. Het groeide verbijsterend snel. Een week na de geboorte woog het 260 gram, een maand later was het 2900 gram aangekomen, dus ongeveer 100 gram per dag.
Dank zij een dagelijkse portie voedsel van 300 tot 500 gram. En nog een maand later woog de condor al bijna zes kilo. Hoe snel het gewicht ook toeneemt, toch gaat de ontwikkeling van de vogel zeer langzaam, ook in de natuur. Daar worden de jongen ongeveer een jaar door de ouders verzorgd. Bij de condor in Artis werd de eerste aanleg van de slag- en staartpennen zichtbaar toen hij twee maanden oud was. Wekenlang duurde het voor hij ging staan, daarvoor schuifelde hij op de buik heen en weer.
Na zeven maanden deed hij de eerste vliegpogingen. Hij was toen nog in jeugdkleed gehuld; donkerder gekleurde slagpennen en het befaamde bontje om de hals kwamen pas na goed negentien maanden. En zelfs toen was de condor niet volwassen; dat kan men hem pas noemen als hij een jaar of acht is, dan althans is het dier in staat zich voort te planten. Een lange tijd, maar daar staat tegenover dat condors zeer oud kunnen worden, zestig jaar en ouder – in Artis leefde er een 52 jaar – zodat ze ruimschoots gelegenheid hebben voor nageslacht te zorgen. Gewoonlijk komt dit, door de lange tijd die de opvoeding van de jongen vergt, om de twee jaar. In gevangenschap worden condors niet vaak geboren.
De moeilijkheid daar is een goed fokstel te krijgen. Een goed huwelijk met veel kroost had men in Artis bijvoorbeeld verwacht van een stel dat men in 1953 vormde van een sinds 1928 in de tuin verblijvende man met een nieuw aangeschaft wijfje. Meneer, een groot en vrij agressief heerschap, zag echter niets in zijn dame en takelde haar tweemaal deerlijk toe. Bij het laatste gevecht werd een van haar voeten zo geblesseerd dat ze maandenlang een door de dierenarts aangemeten metalen prothese, een ‘steunkunstvoet’ heeft moeten dragen. De poot is helemaal in orde gekomen maar bij de man is ze nooit meer geweest.
Met de koningsgieren en andere Amerikaanse gieren vormen de condors een groep apart onder de roofvogels. Het zijn zeer forse zware dieren. De kale kop, tronend op een naakte hals die in een modieus bontje van witte veren eindigt, het zwartbevederde lichaam, hier en daar met wat wit, en de zware poten geven de vogels een indrukwekkend aanzien. Een vliegende condor wordt in Zuid-Amerika een symbool van vrijheid en majesteit genoemd. Zittende is er weinig koninklijks aan hem te ontdekken; hij heeft niet de houding van de fiere jager, meer die van de gier. Maar dan een waar pure kracht uit spreekt. Geen andere vogel past dan ook beter in het rauwe, onherbergzame landschap van het Andesgebergte, zijn vaderland.
Condors zijn zowel jagers als eters van aas dat desnoods in staat van ontbinding mag verkeren. Kadavers zijn er in hun woonstreken overigens minder dan bijvoorbeeld in Afrika. Er komen in het kale, woeste Andesgebied maar betrekkelijk weinig dieren voor en eventuele dode exemplaren drogen er in de ijle lucht bovendien snel uit en zijn dan zelfs voor de condor niet meer te eten. De vogels zouden een schamel bestaan leiden als ze niet alles oppeuzelden wat hun scherpe ogen opmerkten, kleine knaagdieren en zelfs de eieren en jongen van vogels. Gewoonlijk cirkelen ze in kleine groepjes op duizelingwekkende hoogten rond, zo hoog dat slechts een geoefend oog ze kan waarnemen. Toch ontwaart hun onvoorstelbaar scherpe blik alles wat daar beneden gebeurt.
Per dag leggen ze enorme afstanden af, honderden kilometers vaak. In pijlsnelle vaart suizen ze naar beneden als daar iets te halen valt. Prooi vinden ze bij uitzondering onder jonge of zieke lama’s, alpaca’s en de wilde verwanten daarvan, vicognes en guanaco’s. Die ze niet met de klauwen meenemen naar hun hooggelegen schuilplaats of nest; daar zijn de poten te zwak en de nagels te stomp voor. Evenmin vallen ze uit eigen beweging mensen aan.
De dieren broeden op hoogten tussen 3000 en 5000 meter, waar in een simpel nest, gelegen op kleine en voor de mens onbereikbare rotsplateaus, het ene ei wordt gelegd. Gaat dat verloren, dan volgt er direct een tweede, een eigenschap waarvan men in Artis in het geval van het gebroken ei gretig gebruik maakte. En die onder andere in de dierentuin van San Diego wordt benut om per jaar twee condors te fokken; het eerste ei gaat in de broedmachine en komt daar tot ontwikkeling, het tweede mogen de vogels zelf uitbroeden.
Ofschoon het voortbestaan van de condor niet direct wordt bedreigd, is hij lang niet overal veilig. De mode die enkele tientallen jaren geleden verantwoordelijk was voor grote slachtingen, heeft gelukkig geen belangstelling meer voor condorveren. In verschillende streken wordt de vogel echter als belager van klein of jong huisvee nog veelvuldig neergeknald. In verreweg de meeste gevallen ten onrechte. In Argentinië staat hij zelfs als schadelijk wild te boek. En dat belooft weinig goeds voor de toekomst.
Want tegen de slinkse manieren waarop hij wordt gevangen, heeft de condor weinig verweer. Natuurlijk zijn er allereerst de vuurwapenen. Een ingenieuze vangmethode is, op de een of andere plaats een open kist neer te zetten met een lokaas. De vogel laat zich in de kist op de maaltijd zakken maar kan later de vleugels niet uitslaan om weg te vliegen, terwijl de kistwanden te hoog zijn om eruit te klauteren. Zeker als hij volgegeten is, heeft hij een aanloop nodig van zeker tien meter om van de grond te komen. Hetgeen de grondslag vormt van weer een andere vangmethode.
Wanneer de condor zich de maag boordevol heeft gevuld – en er kan heel wat in – gaat hij met de kop in de wind staan, strekt de hals en begint z’n aanloop. In vreemde hobbelgang rent hij zo hard mogelijk voort terwijl hij met de vleugelpunten op de grond slaat. Heeft hij voldoende snelheid, dan brengen krachtige vleugelslagen hem langzaam in de lucht. Maar voor het zover is, wordt hij gestrikt door de lasso van de ervaren jager.
Wat er kan gebeuren, kan men zien bij de condor van Noord-Amerika, de zogenaamde Californische condor, een aparte soort die wat kleiner is dan de Zuidamerikaan. Reeds tientallen jaren balanceert dat dier op het randje van de afgrond. Bij een telling in 1967 bleken er nog 51 te leven, 13 meer dan het jaar ervoor. De vooruitgang kan helaas niet worden geboekt op uitbreiding van het aantal maar is het gevolg van een beter uitgevoerde telling. Ondanks alle bescherming, ondanks alle zorg lukt het niet het dier uit de gevaarlijke zone te halen.
■ Totale lengte 1,10-1,30 m; vleugelspreiding 3-3,25 m; gewicht 15-18 kg. Wijfje is kleiner.
Zwart met wit aan vleugels. Wit ‘bontje’ om hals. Kale delen kop donkergrijs, ook kam op snavel van man. Roodachtige keel, gele snavelpunt.
Voedsel: Dierlijk, levend of dood.
Eenvoudig nest onder uitstekende klip in gebergte. Eén wit ei, door beide ouders in ong. 58 dagen uitgebroed.
Behoort met de Afrikaanse oorgier tot grootste levende roofvogels. Zie ook gieren.
Condor • Kondor • Condor
Vultur gryphus
Bewoont voornamelijk het Andesgebergte. Op meeste plaatsen zeldzaam. Noordelijker het kleine woongebied van de Californische condor.