Artis dierenencyclopedie

H. van de Werken (1969)

Gepubliceerd op 01-11-2023

Chinese weekschildpad

betekenis & definitie

Het zijn geen vriendelijke dieren – zo zien ze er ook niet uit, de Chinese weekschildpadden, vertegenwoordigers van de kleine maar zeer merkwaardige groep waterschildpadden die met de naam drieklauwen wordt aangeduid. Ze kunnen behoorlijk bijten, in alle richtingen, dank zij de lange, beweeglijke hals.

Men moet dan ook wel precies weten hoe ze moeten worden aangepakt om de krachtige kaken te ontwijken. In hun woonstreken – China, Japan en andere delen van Azië – zijn ze bij badende mensen nogal gevreesd; menigeen is door zo’n schildpad ferm in de tenen gebeten. Toch heeft dit ze bij de bevolking niet gehaat gemaakt. Op verschillende plaatsen worden ze min of meer als heilig beschouwd en in of bij tempels gehouden waar ze door de bezoekers worden gevoederd. In afwijking van de andere schildpadden wordt hun rug- en buikpantser niet door hoornachtige platen bedekt maar door een dikke, leerachtige huid. Het pantser is plat en bijna rond, een aanpassing aan het waterleven waardoor de dieren minder weerstand in het water ondervinden. Drie van de vijf tenen dragen scherpe klauwen, de andere twee, extra lange, zijn door zwemvliezen met elkaar verbonden. Ofschoon ze zich in het water beter kunnen voortbewegen dan op het land – daar komen ze alleen maar om te zonnen en eieren te leggen – zijn het toch geen uitzonderlijk goede zwemmers. Hun poten zijn in vergelijking met die van de zeeschildpadden maar primitieve roeispanen. Zij moeten het bij het vangen van een prooi – vissen, kikkers, insekten, mosselen en soms zelfs kleine watervogels – meer hebben van rustig afwachten en onder water besluipen, waarna de snel uitschietende hals de beslissing brengt.

In rust liggen ze met geheel ingetrokken hals – ‘ingerimpelde’ lijkt nog beter – op ondiepe plekken in rivieren, meren en poelen, zover in de modder begraven dat alleen de kop er uitsteekt. Moeten ze ademhalen dan wordt de tot dat moment enkele centimeters lange hals heel langzaam gestrekt tot een lengte van tegen de halve meter. Alleen de op een soort slurfje staande neusgaten komen aan de oppervlakte om lucht in te zuigen. Even traag wordt de ‘snorkel’ ingetrokken. Op die lading verse lucht kan het dier verscheidene uren onder water blijven. Daarnaast is de schildpad in staat, zuurstof uit het water op te nemen door middel van een soort kieuwen, bloedrijke uitwassen die zich in de slijmhuid van de keelholte bevinden.

In zuurstofrijk water kan hij zelfs tien uur ondergedoken blijven – mits hij in rust verkeert. Is hij op jacht dan moet hij door het grotere zuurstofverbruik vaker naar de oppervlakte om de voorraad aan te vullen.

Mosselen verschalken ze door de lange neus in het zand te steken en dan te blazen, waardoor het zand opdwarrelt en de schaaldieren komen bloot te liggen.

< >