Jachtpanters of cheetahs zijn in alle opzichten moeilijke dieren. Ze zijn als jonge dieren vrij gemakkelijk te temmen en blijven dan zeer aanhankelijk en goedaardig.
Steeds meer komt het daarom – helaas – bij extravagante lieden in de mode, een cheetah als huisdier te houden en ermee over straat te wandelen. Duizenden jaren al zijn ze in de nabijheid van de mens; sinds lang worden ze in Azië door rijke, meestal vorstelijke personen voor de jacht gehouden. Desondanks weten we nog maar bitter weinig van ze af. Hoe goed ze er in gevangenschap vaak uitzien, toch sterven ze vrijwel altijd veel te jong. Het aantal keren dat ze zich er goed hebben voortgeplant, is op de vingers van één hand te tellen. In de dierentuin van Philadelphia heeft men twee keer jongen gehad; de eerste keer stierven ze direct na de geboorte, de tweede maal toen ze vier maanden oud waren.
Beter lukte het in Krefeld waar in 1960 vier exemplaren het levenslicht zagen. Twee werden er direct door de moeder opgegeten, de beide andere werden van haar afgehaald en met de fles grootgebracht. Ze leefden vier jaar. Bepaald opschudding veroorzaakten de geboorten van cheetahs bij een particulier, dr. Spinelli, in Rome. In januari en december 1966 kreeg het hem toebehorende wijfje – van de dierentuin in Rome had hij twee mannetjes geleend – respectievelijk één en drie jongen, die geheel door de moeder werden grootgebracht.
Voorts werden er in september 1967 in Whipsnade, de Londense buitentuin, drie jongen geboren die, groot succes, goed door de moeder werden verzorgd. In volgende jaren kwamen er meer, zowel in Engeland als elders in de wereld. De te korte tijd dat ze in dierentuinen leven en het zeer geringe aantal geboorten wijzen er op dat er fouten bij het houden der cheetahs worden gemaakt. Helaas weet men nog niet welke; daarvoor is er van de dieren te weinig bekend, hoe vreemd dit ook klinkt. Pas sinds kort wordt er enige aandacht besteed aan hun leven in het wild. De verschillende onderzoekingen hebben reeds profijt opgeleverd. Het feit dat er cheetahs zijn geboren, wijst al op een enorme vooruitgang.
Men heeft de cheetahs altijd een beetje over één kam geschoren met de andere grote katten. Ze zijn immers familie, al vertonen ze op sommige plaatsen verschillen. De poten bijvoorbeeld hebben door de lengte en de niet-intrekbare nagels meer overeenkomst met die van hondachtigen. Leeuwen, tijgers, panters vormen in de dierentuin geen probleem – ofschoon ook van deze dieren onze kennis maar zeer beperkt is. Ze kunnen echter gemakkelijk in gevangenschap worden gehouden en er wordt volop mee gekweekt, wat veelal het bewijs is dat de door de mens geschapen omstandigheden aan de eisen der dieren voldoen. Misschien is dat te danken aan langdurige ervaring – maar die heeft men met cheetahs ook – mogelijk is het meer geluk dan wijsheid en zijn die grote katten minder veeleisend. De behandeling die zij ondervinden, blijkt in ieder geval voor de cheetahs onvoldoende te zijn.
Al weten we weinig van hun maximum leeftijd, een jaar of vijftien moeten ze toch zeker kunnen worden. In werkelijkheid halen ze in gevangenschap gemiddeld iets meer dan drie jaar. In een door Artis gehouden enquête in vele dierentuinen in de wereld bleek dat de gemiddelde leefduur er drie jaar en vijf maanden was. Dit zijn dan de tijden dat ze in gevangenschap leefden; hoe oud ze precies werden, is niet te zeggen omdat het niet bekend is op welke leeftijd ze in de dierentuin kwamen. In het algemeen komen cheetahs echter als jonge dieren, beneden de leeftijd van een jaar, in gevangenschap. Heel merkwaardig was dat, zoals uit de verkregen cijfers bleek, cheetahs een kans van slechts 24 procent hebben om er vier en een half jaar te leven.
Zijn ze eenmaal zo oud dan is de kans maar liefst 57 procent dat ze de leeftijd van negen jaar bereiken. Die eerste vier en een half jaar, wat zo ongeveer zal overeenkomen met een werkelijke leeftijd van vijf jaar, is dus een zeer kritieke periode.
Op vele plaatsen in de wereld is men thans bezig de dieren op een andere wijze te houden dan tot nu toe. Het is namelijk niet uitgesloten dat de samenstelling van het in gevangenschap gehouden groepje alsmede hun plaatsing te midden van andere dieren van invloed zijn op hun gedragingen. Uit een door ons in Afrika ingesteld onderzoek en uit de ervaringen in Rome en Whipsnade zou kunnen blijken dat er meer dan één mannetje aan te pas komt wanneer het wijfje voor toenadering ontvankelijk is.
Tot voor kort werd gedacht dat cheetahs in paren of in groepen leefden. Dit is waarschijnlijk niet juist. Voorzover is gebleken, leven wijfjes over het algemeen solitair of met haar jongen, terwijl de mannetjes alleen of in groepen door het leven gaan. Het is begrijpelijk dat een wijfje met twee, drie of vier praktisch volwassen jongen – deze blijven soms tot twee jaar bij de moeder – een gezin dus, vaak voor een groepje wordt aangezien.
Hoe lang in de paartijd de mannetjes bij de wijfjes blijven, is niet bekend. Vermoedelijk niet lang; in ieder geval is het wijfje bij de geboorte alleen en verzorgt zij het kroost ook zonder hulp van de vader. Mogelijk is juist het feit dat de sexen in de natuur van elkaar gescheiden leven de oorzaak van het geringe aantal geboorten in gevangenschap, waar mannetjes en wijfjes doorlopend in elkaars gezelschap zijn. Bij honden ziet men eveneens dat paartjes die van jongsaf bij elkaar zitten, vaak niet tot voortplanting komen. Dat men zich in alle dierentuinen zo voor de cheetahs inspant, is van bijzonder groot belang. Zoals vrijwel alle wilde dieren gaan ook zij in aantal achteruit. Het is derhalve noodzakelijk in de dierentuin zoveel ervaring met het fokken te hebben dat het voortbestaan der dieren daar in ieder geval verzekerd is.
De cheetah is in het grootste deel van zijn oorspronkelijk gebied in Azië thans uitgestorven. Mogelijk leven er nog enkele in Perzië, Turkestan en Afghanistan, maar zeker is dat niet. De uitroeiing in India is in de eerste plaats veroorzaakt door de jacht ermee; men importeerde ze zelfs uit Afrika toen ze in Azië schaars werden. Ook op dit ogenblik schijnen er nog steeds jachtpanters uit Afrika naar het andere continent te worden overgebracht, de meeste clandestien. Reeds in het begin van onze jaartelling werd er mee gejaagd. In de zestiende eeuw, tijdens de regering van Akbar de Grote, werden er in India duizend gehouden, alleen maar voor de jacht op Indische antilopen.
De Indische antilope heeft de strijd weten te doorstaan en leeft nog voort; de cheetah is er aan te gronde gegaan. Wat min of meer bewijst dat het zelfs in India niet gelukt is, met de dieren te kweken; dit zou immers best zijn geld hebben opgebracht. Bij de jacht wordt de jachtpanter geblinddoekt, dat wil zeggen met een kapje over de kop, tot op enkele honderden meters afstand van een groepje antilopen gebracht. Na van het masker te zijn ontdaan, wordt hij losgelaten. Met enorme snelheid gaat hij achter de nauwelijks minder snelle prooi aan die het nadeel van de overrompeling heeft. Op de voor cheetahs gebruikelijke wijze wordt de antilope tegen de grond gewerkt, waarna het dier bij de keel wordt gegrepen en vastgehouden tot de eigenaar arriveert.
Over de wijze waarop door katachtigen een prooi wordt gevangen, is in de loop der jaren veel geschreven. Doorgaans werd verteld dat leeuwen, panters en andere katten hun prooi allemaal op dezelfde manier doden, namelijk door middel van een beet in de nek waardoor de nekwervels zouden worden gebroken. In werkelijkheid mag dat misschien voor een klein prooidier gelden – de kat heeft hier geen andere mogelijkheid – maar grote buit wordt eerst tegen de grond gewerkt, bijvoorbeeld door het dier tijdens de ren op de rug te springen of, zoals de cheetah doet, min of meer ondersteboven te lopen. Daarna wordt het slachtoffer vrijwel altijd bij de keel gegrepen en vervolgens gewurgd. Vaak vloeit daar zelfs geen druppel bloed bij.
In tegenstelling tot de meeste andere roofdieren die het voornamelijk van de reuk moeten hebben bij het zoeken van een maaltijd, is de jachtpanter hoofdzakelijk ‘oogdier’. Dat is begrijpelijk want zij besluipen hun prooi niet maar rennen er in een enorme spurt achteraan. Dan is de neus niet voldoende want de cheetah moet het wild in al zijn wendingen kunnen volgen en dat is alleen mogelijk met een paar uitstekende ogen. In Kenya hebben wij een cheetah-moeder eens tussen ongeveer een meter hoog struikgewas een haas zien achtervolgen. Daarbij sprong de kat in razende vaart steeds even boven de bosjes uit om te overzien in welke richting de haas ging. De neus kwam er niet aan te pas.
Over de snelheid van jachtpanters zijn veel verhalen in omloop; de voorzichtigen zeggen 70, anderen 140 kilometer per uur. De waarheid zal wel ongeveer in het midden liggen. Metingen hebben uitgewezen dat bij een gewone ren een kilometer of 70 wordt gehaald, maar wanneer het erom gaat een snelle prooi te pakken te krijgen, is 100 kilometer geen uitzondering. Verwonderlijker dan de hoge snelheid – daar is de cheetah helemaal op gebouwd – is het feit dat het dier vrijwel direct na de start op volle snelheid is. Daar dit uiteraard een enorme energie vereist, kan de sprinter het slechts enkele honderden meters volhouden; daarna is hij, ook al door de nog volgende strijd, volkomen uitgeput en moet hij zeker een kwartier rusten.
De jongen, die de eerste maanden nogal afwijkend gekleurd zijn – licht grijsbruine rug, zeer donkere buik, donker staartje met wit puntje – blijven vrij lang bij de moeder, soms wel twee jaar. In Afrika leerden we dat de recht omhoog staande staartjes waarschijnlijk een soort wegwijzer zijn voor de moeder die, in tegenstelling tot de meeste andere dieren, achter haar kroost aanloopt. Ook in vrij hoog gras zijn de diertjes goed te volgen. Jonge cheetahs zijn bijzonder gehoorzaam. Als de moeder wil dat ze zich koest houden en in een door haar gezochte schuilplaats blijven, doen de kleinen het ook, hoe uitgelaten ze even tevoren ook aan het spelen waren. Hoe de moeder het ze duidelijk maakt, is niet bekend.
Die gehoorzaamheid is wel noodzakelijk want cheetahs zijn kwetsbare dieren die alle grotere roofdieren, van hyena tot leeuw, als vijand hebben. Zou de moeder om de een of andere reden uitvallen, dan zijn de jongen onherroepelijk tot ondergang gedoemd.
Tot ze ongeveer een half jaar oud zijn, klimmen jonge cheetahs vaak en goed in bomen. Zij schijnen dan de nagels nog te kunnen uitslaan en intrekken wat het klauteren vergemakkelijkt. Later blijven de nagels uitstaan. Toch eisen de capriolen in de bomen dikwijls slachtoffers, voornamelijk bij het naar beneden springen. Een jonge cheetah met zelfs maar een verstuikte poot is in de wildernis ten dode opgeschreven. Als cheetahs een half jaar oud zijn, begint hun melkgebit plaats te maken voor het definitieve – bij leeuwen pas als ze 14 à 15 maanden zijn – welk proces na een maand of drie voltooid is.
Dan duurt het nog bijna een half jaar eer het sterk genoeg is om er een prooi mee te doden. En voor de dieren snel genoeg zijn om die ook te vangen …
■ Totale lengte 2,00-2,25 m; staart 75 cm; schouderh. 75-80 cm. Gewicht 60-75 kg. Lange poten, windhondachtig lichaam.
Geelachtig bruingrijs met donkere vlekken; zwartgeringde staart. Kenmerkende donkere streep van oog- naar mondhoeken.
Voedsel: Voornamelijk antilopen en allerlei kleinere dieren. Vrijwel nooit aas.
Draagtijd 91-93 dagen; 1-6 jongen, gewoonlijk 2-4. Geboortegewicht 250-300 gram; totale lengte 25 cm.
Zie ook katten en roofdieren.
Cheetah, Hunting Leopard • Gepard, Jagdleopard • Guépard
Acinonyx jubatus.