Artis dierenencyclopedie

H. van de Werken (1969)

Gepubliceerd op 01-11-2023

Cavia

betekenis & definitie

Nog vaak wordt het kleine, grappige knaagdiertje, dat in duizenden gezinnen als huisdiertje wordt gehouden, marmotje genoemd. Ten onrechte. In werkelijkheid heet het veelal bontgekleurde diertje cavia of Guinees biggetje. Ook de laatste naam slaat eigenlijk nergens op want het is geen biggetje en komt niet van het Afrikaanse Guinea, maar uit Zuid-Amerika. Reeds bij de oude Inka’s waren de cavia’s speelkameraadjes van de kinderen. Toen de Spanjaarden in de zestiende eeuw Peru veroverden, troffen ze daar grote aantallen tamme cavia’s aan.

Tot de dag van vandaag zijn het voor velen huisgenootjes gebleven, ook ver buiten Zuid-Amerika. In Peru zijn het niet uitsluitend troeteldiertjes; de Indianen hebben ze in hun hutten met hetzelfde doel als waarvoor men in onze streken konijnen houdt, namelijk om op te eten.

In Zuid-Amerika komen de cavia’s in verschillende vormen ook in het wild voor. Hun ronde, plompe, maar gladde lichaam met de korte pootjes is prachtig geschikt om zich een weg te banen door het hoge, taaie gras. Als ze op zoek zijn naar voedsel, blijven ze in geregeld contact met elkaar door middel van hun eigenaardige murmelende geluid dat sprekend op het kabbelen van water lijkt. Bij angst of gevaar stoten ze een tsjilpend geluid uit.

Gekweekte cavia’s zijn er in alle mogelijke variaties: met lange en korte haren, stugge en zijdeachtige, tot angoravormen toe. Het zijn zeer gezellige, tamelijk intelligente en vriendelijke diertjes die weinig eisen stellen en vrijwel nooit bijten, hoogstens een beetje tegenstribbelen. Ze hebben een reusachtige hekel aan tocht.

Na een draagtijd van negen tot tien weken komen een tot vier, zelden meer, goed ontwikkelde jongen ter wereld, die direct zelfstandig rondscharrelen en al na één dag van het voer meeëten. Na wederom negen weken zijn ze oud genoeg om zelf nakomelingen te krijgen zodat een cavia-familie zich bij goede verzorging snel kan uitbreiden. Het is aan te bevelen, niet eerder met ze te fokken dan wanneer ze zes maanden zijn. Ook is het goed ze niet vaker dan twee of driemaal per jaar te laten werpen. Als de geboorte op handen is, moet het mannetje worden gesepareerd omdat de kans bestaat dat hij de jongen opeet.

Lengte 20-25 cm; hoogte 8-10 cm; gewicht ong. 500 gr. Geen staart. Lang, rond lichaam, korte poten.

In het wild bruinachtig. Bij kweekvormen valt de wildkleur uiteen in verschillende tinten: wit, zwart en bruin gevlekt, of één van deze kleuren.

Voedsel: Graan, groenten, koolraap, wortelen, brood, gras, melk, eventueel wat gekookte aardappelen. ’s Winters wat hooi. Groenten en koolraap zeer belangrijk wegens grote behoefte aan vitamine C.

Draagtijd: Zie artikel.

Zie ook knaagdieren.

Cavy, Guinea Pig • Meerschweinchen • Cobaye

Cavia porcellus.

< >