Kittige, parmantige en brutale roofvogels zijn het, de uit Zuid-Amerika afkomstige caracara’s, warawara’s of carancho’s, zoals ze al naar gelang de plaats en de daar voorkomende vorm ook wel worden genoemd. Kennelijk stellen de andere in de grote vliegkooi van de dierentuin verblijvende roofvogels hun bemoeizucht niet op prijs, gezien althans de snavelhouwen of dreigende duikvluchten in de richting van de caracara’s.
Zonder succes overigens, want de caracara’s zijn de beste lopers onder de roofvogels – ze zitten vaak op de grond – en met zonderling snelle, gewoonlijk zijdelingse trippelpasjes of met een paar haastige vleugelslagen weten ze vrijwel altijd ongedeerd aan een bedreiging te ontkomen. Om even later nieuwsgierig en op buit belust te proberen hun kromme snavel opnieuw in de zaken – in casu een stuk vlees of een dode rat – van een ander te steken. Ze voelen zich in gezelschap van in doorsnee aanmerkelijk forsere familieleden allerminst gedeprimeerd, ja, de aanwezigheid van grotere kooigenoten is de enige methode ze in toom te houden, daar roofvogels van hun eigen formaat meestal niets hebben in te brengen en worden getiranniseerd. Hoe grappig ze er ook uitzien, het zijn allerminst ‘lekkere jongens’. In hun geboortestreken, waar men ze vaak tolereert wegens hun publieke taak van opruimers van kadavers en verdelgers van ongedierte, is het nauwe contact met de mens niet voldoende die twee partijen ook vertrouwd met elkaar te maken. Ook daar zijn ze berucht om hun agressieve neigingen, die ze er zelfs toe brengen mensen aan te vallen. Niet dat dit in het algemeen levensgevaar kan opleveren, maar de scherpe klauwen en de krachtige snavel kunnen toch pijnlijke verwondingen veroorzaken. Overal op de pampa’s waar vee wordt gehouden, worden de caracara’s meedogenloos vervolgd, omdat ze de gewoonte heten te hebben, de ogen van pasgeboren lammeren uit te pikken; lammetjes en geitjes zelf zijn ook niet veilig voor ze, evenmin als zieke volwassen dieren. Ze verorberen veel dode prooi en verkeren daarom vaak in het gezelschap van op deze buit gespecialiseerde gieren – zelf behoren ze min of meer in dezelfde groep thuis als valken en aanverwanten.
Louter eigenbelang steekt er achter die toenadering. En gemakzucht. Talloze malen heeft men gezien dat ze gieren, vooral roodkopgieren, die zich net hadden volgegeten, zo lang in de lucht achtervolgden tot deze het naar binnen gewerkte voedsel opbraakten. Een zogenaamd ‘angstbraken’ dat een dikgegeten vogel snel tot grotere beweeglijkheid brengt. Voor de caracara’s een buitenkans; zij doken achter het verspilde voedsel aan en hapten het op voor het de grond kon bereiken.
Ook jagen ze veelvuldig achter levende dieren aan. Men heeft geconstateerd dat ze prooi zelfs in troepen achtervolgen op soortgelijke wijze als bijvoorbeeld wolven. Soms houdt een aantal caracara’s de wacht bij konijneholen en dergelijke onderkomens, in afwachting van de bewoners. Hagedissen, kleine vogels en grote insekten behoren eveneens tot de geliefkoosde maaltijden. Vaak zijn caracara’s langs autowegen te vinden, waar ze allerlei doodgereden gedierte als buit vinden.
Een van de in Zuid-Amerika levende caracarasoorten, de roodhals-caracara, toch al een merkwaardige roofvogel omdat hij veel plantenkost verorbert, is verzot op een bepaald soort wespen, de ‘guitarrons’, zeer steekgrage, in grote nesten levende dieren die door mensen zoveel mogelijk worden gemeden. De caracara echter trekt zich van de woedende aanvallen niets aan, schijnt de wespen zelfs nauwelijks op te merken. Hij heeft maar één doel, het ‘kartonnen’ nest, door de wespen uit afgeknaagd hout vervaardigd, kapot te hakken en de honderden erin levende larven te consumeren. Het meest wonderlijke is misschien nog dat de wespen al heel gauw hun pogingen opgeven de verwoester van hun huis te verjagen. Het wekt de indruk dat ze zich willen sparen teneinde voldoende energie te hebben om een nieuw nest te bouwen.
Alsof ze begrijpen dat aanvallen op de caracara’s geen enkel effect opleveren, trekken ze zich terug en accepteren hun nederlaag. Een instinctieve beslissing die de indruk zou kunnen wekken door verstand te zijn geleid. Immers, daar de voor wespesteken ongevoelige caracara duidelijk meester is van de situatie, heeft zich uitputten of doodvechten geen enkele zin. Dat kan alleen maar schadelijk zijn voor het voortbestaan van de wespenzwerm. Een standpunt van de natuur, waar de caracara wel bij vaart!
■ Totale lengte Braziliaanse vorm 60-65 cm. Spanwijdte 130 cm. Noordelijker vormen zijn kleiner: 50-55 cm met 110-120 cm spanwijdte.
Bovenzijde donkerbruin, rug- en vleugeldekveren met lichte dwarsstreepjes; lichtbruine staart met donkere dwarsstrepen. Buik, borst en hals lichtbruin met smalle donkere dwarsstreepjes. Bruinzwarte kuif, lichtblauwe snavel, naakte rode huid tussen snavel en oog, zijden van kop en hals witachtig; gele poten.
Voedsel: Dode en levende dieren.
Eenvoudig nest, vaak tussen cactussen; 2-4 eieren; broedtijd 28 dagen. Beide partners broeden en verzorgen de jongen 2-3 maanden. Broeden in warme streken vaak 2x per jaar.
Kan meer dan 40 jaar oud worden.
Caracara • Caracara • Caracara
Polyborus plancus.