Artis dierenencyclopedie

H. van de Werken (1969)

Gepubliceerd op 01-11-2023

Bruine pelikaan

betekenis & definitie

Twijgje na twijgje wordt tussen de punt van de reusachtige snavel genomen en met zorg in het nest gepeuterd. Zit er een niet helemaal naar zin, dan wordt het weggehaald en elders geprobeerd.

Dagen duurt het eer het karwei gereed is. En dan ligt daar, ergens aan de Amerikaanse kust, het nest van de bruine pelikaan eindelijk klaar. Ondanks alle zorg is het geen fraai geheel geworden, maar ruw en slordig. Wanneer er geen bomen aanwezig zijn of deze door jarenlang gebruik als nestelplaatsen te gronde zijn gegaan, wordt het nest gewoon op de grond gedeponeerd. Op sommige eilanden wordt al van oudsher door pelikanen gebroed, er staan dan ook geen bomen meer, alleen wat kale stompen. Desondanks blijven de vogels hun eiland trouw, al moeten ze het nestmateriaal van kilometers ver halen en al worden de te dicht langs het water gemaakte nesten keer op keer overspoeld.

Vijftig, zestig centimeter van elkaar liggen de in doorsnee evenveel centimeters metende broedplaatsen, opgebouwd uit takjes, bladeren, gras en alle mogelijke rommel die de vogels voor hun doel geschikt voorkwamen. Ofschoon er vele pelikanen bijeen zijn, is het opvallend rustig; de dieren maken geen ander geluid dan af en toe wat geklepper met de snavel als waarschuwing voor een te opdringerige soortgenoot. Stemgeluiden houden ze er niet op na. Die rust is op slag verdwenen wanneer de jongen uit hun eischalen breken. Aantrekkelijk zijn ze allerminst. Als alle pasgeboren pelikanen lijken ze meer op klompjes vlees die te lang in het water hebben gelegen dan op jonge vogels. Naakte, vuilgrijze, in het begin zelfs donkerrode, gezwollen lichaampjes met dunne, wormachtige vleugelstompjes en een blind kopje waaraan een stompe snavel, het geheel niet in staat zich overeind te houden of ook maar iets anders te doen dan de bek opensperren en om voedsel schreeuwen; ziedaar een beeld van jonge pelikanen. Een beeld dat op het eerste oog weinig vertrouwen in de toekomst van de vogels geeft. En toch zijn in die lelijke creatuurtjes alle mogelijkheden aanwezig, om binnen een paar maanden tot zeer gespecialiseerde dieren te worden, experts op het gebied van de visvangst.

Schreeuwen en slikken zijn het enige, waartoe ze aanvankelijk in staat zijn. Na enkele dagen gaan de ogen open, aan het einde van de eerste week kunnen ze rechtop zitten en nog een week later zijn ze in een grijswit dons gehuld. Nog steeds laten ze hun rasperige, krijsende geluiden horen. Die zullen echter allengs verminderen. Naarmate de vogels zelfstandiger worden, verzwakt het geluid, tot er wordt gezwegen gelijk het volgroeide pelikanen betaamt – op wat blaasgeluiden en klapperen met de snavel na.

Het moet een vreemde sfeer zijn op zo’n broedplaats met tientallen schreeuwende jongen terwijl de ouders zwijgend hun voerplichten vervullen. In het begin worden de kuikens gevoed met opgebraakt en vrij grondig voorverteerd voedsel, dat de ouders naar de punt van hun dichtgehouden snavel laten vloeien en zo in het hulpeloze jong druppelen. De ouders verzwelgen voor de voeding van het kroost enorme hoeveelheden vis. De twee eerste maanden stoppen ze per dag gemiddeld ruim een kilo vis in elk jong. Ze weten precies wanneer ze bepaald voedsel moeten brengen, in het begin klein spul, later groter. Als de kleinen overeind kunnen komen, gaat de moeder bij ze staan, spert de snavel open en laat haar kroost zelf een keuze maken uit het in alle stadia van vertering aanwezige voedsel.

Aanvankelijk steken de jongen de kop een klein eindje in de grote bek, maar met het ouder en zelfstandiger worden, duiken ze verder naar binnen, tot ze op het laatst op de rand van de snavel stappen. Nog verder gaat het soms, tot de jonge pelikaan helemaal in de bek zit en de kop in het keelgat van het ouderdier steekt om het voedsel uit de grote krop te halen. Als het jonge dier eruit komt, kan het nauwelijks lopen, zo vol heeft het zich gegeten. Voor een paar uur heeft het nu genoeg.

Op de plaatsen waar de pelikanen in bomen nestelen, hebben de ouders het heel wat gemakkelijker dan bij de grondnesten. De jongen zijn er, zelfs als ze al wat kunnen rondscharrelen, aan het nest gebonden en moeten afwachten tot er voedsel wordt gebracht. De op de grond geboren dieren stappen na een paar weken uit het nest en verzamelen zich tot troepen. Krijsend komen ze op elke oudervogel af die met volle krop op het broedterrein neerstrijkt. Slechts met grote moeite kan deze de toestormende menigte jonge pelikanen ontlopen. Kan het de jongen niet schelen van wie het voedsel komt, mama geeft de voorraad uitsluitend aan haar eigen spruiten die ze – verbazingwekkend feit – ogenblikkelijk in de grote schare herkent.

Bruine pelikanen wijken in leefwijze vrij sterk af van hun witte familieleden. Hun leven is niet aan het zoete water gebonden maar aan de zee of, hier en daar in Amerika, aan zoutmeren. Zij zijn geen drijfjagers gelijk hun blanke broeders, maar stootduikers zoals hun verre verwanten, de jan-van-gents. Toch hebben ze de typische bolle pelikanefiguur en hun lichaam is tot de poten toe met vele luchtzakken uitgerust, de borst zelfs met een grote. Hun figuur is niet bepaald geschikt om in het water te schieten. Het gemis van een stroomlijnvorm wordt gecompenseerd door de luchtzakken die een zekere bescherming geven wanneer de pelikanen, de snavel recht vooruit gestoken, van soms grote hoogte met een behoorlijke klap en in een fontein van opspattend water in zee terechtkomen.

De vogels zijn ware meesters in het duiken. De hoogte vanwaar ze zich laten vallen is geheel in overeenstemming met de diepte waarop de vissen zwemmen. Wordt de buit vlak onder de oppervlakte ontdekt, dan is een duik van geringe hoogte voldoende. Hoe dieper de vissen verblijven, des te hoger wordt het punt vanwaar de pelikanen hun aanval ondernemen. Soms schieten ze bij een patrouilletocht vlak boven het water ineens een stuk omhoog om van daaruit de duik te beginnen: de vissen zijn dan kennelijk dieper in zee gesignaleerd. Op het moment dat de pelikaan naar beneden schiet, zijn de vleugels goeddeels gesloten en is de kop ingetrokken.

Even voor het water wordt bereikt, strekt de vogel de hals, terwijl het lichaam onder meer door het spreiden van de vleugels zodanig wordt gedraaid dat het dier met de buik schuin omhoog in zee duikt. De snavel wordt door de druk van het water wijd opengesperd en vormt aldus een zo groot mogelijk ‘schepnet’. Typisch is dat er altijd met de wind mee in het water wordt gedoken. Duiken ze van geringe hoogte, dan komen ze meestal niet helemaal onder water en wippen ze achterstevoren naar de oppervlakte terug. Gaan ze wel onder water dan draaien ze zich daar om zodat ze met de kop tegen de wind in boven komen. Dan gaat de snavel omlaag om het water te laten weglopen, waarna de buit kan worden doorgeslikt. Vaak zijn de pelikanen na een goede vangst te zwaar om te vliegen; ze blijven dan een tijdje ronddobberen.

Men heeft zich vaak afgevraagd, hoe de pelikanen het klaarspelen om, zonder gebruik te maken van zoet water, toch in leven te blijven. De nieren zijn namelijk niet in staat het met het zeewater opgenomen zout af te scheiden. Onderzoekingen hebben aangetoond, dat de bruine pelikanen een klier bij de ogen hebben, die voor de afscheiding van het overtollige zout zorgt. Ook andere zeevogels beschikken over een soortgelijk orgaan. Men heeft kunnen aantonen, dat de klieren zelfs aanzienlijk meer zout kunnen ‘verwerken’ dan de nieren.

Totale lengte 110-150 cm; vleugelspreiding 200-220 cm; snavel 25-35 cm.

Donker grijsbruine indruk. Vleugels en rug zilvergrijs gestreept, buik donker, kruin en smalle strook aan zijkanten kop wit. Snavelzak donker.

Voedsel: Ong. 1,5 kg vis per dag. In maag van gevangen exemplaar zaten 300 gem. 7 cm lange visjes.

Takkennest op grond of in boom; 1-4 meestal 2-3, grauwwitte, soms iets gespikkelde eieren. Broedtijd ong. 4 weken. Jongen, meestal 2, worden door beide ouders verzorgd, vermoedelijk hoofdzakelijk door het wijfje.

Zie ook pelikanen.

Brown Pelican • Brauner Pelikan • Pélican brun

Pelecanus occidentalis.

< >