Hij is niet vechtlustig. Hij ziet er ook niet gevaarlijk uit, vooral niet in de winter wanneer zijn lichaam bedekt is met een flinke vacht van lange haren.
Maar dreigt er gevaar, dan blijkt het logge en trage, onschuldig uitziende dier over een hechte verdediging te beschikken van tussen de 20.000 en 30.000 vlijmscherpe pennen die ineens van tussen de haren te voorschijn komen. De oerzon, zoals het knaagdier ook wel wordt genoemd, keert de naderende vijand de rugzijde toe, draait de kop af en wacht met de hoofdverdediging, 5000 in rozetvorm op de rug geplaatste stekels, de belager af. Komt die iets te dicht in de buurt dan volgt als eerste waarschuwing een zwiep met de eveneens met venijnige speertjes beplante staart. De stekels – in feite niets anders dan in vorm veranderde haren – zijn aan de basis zeer dun en breken direct af zodra de punt in de huid van een tegenstander is gedrongen. Daar is, we hebben het meermalen geprobeerd, nauwelijks enige kracht voor nodig, zó scherp zijn de punten. Bovendien zijn ze bezet met voor het blote oog nauwelijks zichtbare schubbetjes die, van de punt af, in spiraalvormige rijen dakpansgewijs over elkaar liggen.
In droge toestand zijn ze vaak aaneengesloten, maar worden ze vochtig – door bloed bijvoorbeeld – dan komen ze omhoog en werken ze als weerhaakjes. De spiraalvormige plaatsing – men stelle zich een schroef voor – is er de oorzaak van dat de stekels zich bij elke spierbeweging verder in het vlees werken. De mens kan ze nog wel met een harde – en pijnlijke – ruk lostrekken; een dier is er niet toe in staat en is in de meeste gevallen ten dode opgeschreven, soms pas na vele maanden lijden. Een belangrijke functie bij de verdediging hebben de overal uit de vacht stekende lange, draadachtige tastharen. De geringste aanraking ervan brengt de oerzon tot activiteit en levert minstens een felle klap met de staart op. Voor de dierlijke tegenstander, die meestal eerst eens aan het stekelgeval zal ruiken, betekent het een neus vol stekels. Als hij dit overleeft, zal hij zijn leven lang geen oerzon meer aanraken. En dat is eigenlijk de bedoeling van de verdediging.
■ Totale lengte 70-90 cm. Plomp dier met stompe kop.
Er zijn een Canadese en een westelijke vorm. Kleur van de eerste wisselt van grijs tot bruin; de ander is geelachtig. De in vacht verborgen 2-8 cm lange stekels zijn wit met zwarte punt. Dicht lichtgekleurd onderhaar als bescherming tegen kou.
Voedsel: Boombast, bladeren, fruit. Verzot op zout. Dringen ervoor zelfs huizen binnen.
Draagtijd gem. 210 dagen; 1 jong, zelden 2. Jong is goed ontwikkeld, weegt 400-800 g., lengte 25-30 cm, heeft lang zwart haar en pennen tot 4 cm. Kan binnen paar minuten lopen en binnen paar dagen klimmen.
Behoort tot de ►knaagdieren.
Tree Porcupine • Baumstachelschwein, Urson • Urson coquau
Erethizon dorsatum.