Lange tijd heeft het er naar uitgezien dat ook de fraaie blesbok aan meedogenloze vervolging ten onder zou gaan. Van de eens op de Zuidafrikaanse vlakten levende kudden van duizenden, in tijden van droogte zelfs tienduizenden exemplaren, was enkele tientallen jaren geleden maar een zielig restant over.
Gelukkig hebben de betreffende regeringen en enige rijke grootgrondbezitters te rechter tijd de dreigende gevaren ingezien. Door het stichten van speciale reservaten en het afbakenen van grote particuliere terreinen, werd de veilige ruimte geschapen waarop de bedreigde dieren konden voortleven. In Kaapprovincie leven er thans weer tegen de 10.000; Vrijstaat herbergt er 12.000 en Transvaal zelfs 25.000. De getallen van Natal zijn onbekend, maar ook daar kan op enkele duizenden worden gerekend. Op sommige plaatsen, vooral op de terreinen van grootgrondbezitters, zijn ze weer zo talrijk dat er op ze wordt gejaagd. Op ze moet worden gejaagd omdat er overbevolking dreigt. Slachtoffer daarvan zijn vooral overtollige bokken en dieren die in minder goede conditie verkeren of niet geschikt zijn voor de voortplanting. Zeer vele dieren worden er ook gevangen en naar andere plaatsen overgebracht. Dat kunnen zowel reservaten zijn als de landerijen van boeren die ook blesbokken op hun land willen houden. Zoals vele wilde grazers blijken de antilopen namelijk genoegen te nemen met aanzienlijk armzaliger gras dan huisvee – en er goed op te gedijen.
Bovendien eten ze ander gras, zodat gewone koeien en blesbokken zonder nadelen op één stuk land kunnen grazen. Er is dus geen sprake van voedselconcurrentie; wat de een niet lust neemt de ander nog wel. Als fokdier voor economisch gebruik komt de blesbok daardoor meer en meer in aanzien. Wanneer er voor dieren niet voldoende ruimte kan worden gevonden om onbedreigd en onder natuurlijke omstandigheden verder te leven, is bewuste fok in ieder geval een oplossing om uitsterven te voorkomen. Beter als vee gehouden, dan van de aardbodem verdwenen. Indien mogelijk worden er ook exemplaren afgestaan aan dierentuinen buiten Afrika. Vaak geeft dit problemen omdat vele westerse landen de invoer van Afrikaanse herkauwers in verband met veeziekten, onder andere veepest, hebben verboden.
Blesbokken zijn matig grote, vrij schuwe antilopen die een grote snelheid paren aan een enorm uithoudingsvermogen. Zowel door het een als het ander moet een paard het tegen ze afleggen. Hoe gemakkelijk ze zich kunnen voortbewegen, blijkt wel uit hun veelvuldige samenleven met springbokken; ze kunnen even hard rennen als deze, maar niet van die hoge sprongen maken.
Blesbokken kunnen gemakkelijk worden herkend aan de ‘bles’, bestaande uit twee witte vlekken; een grote, helemaal over de lange snuit en een kleine erboven op het voorhoofd, doorlopend tussen de enigszins naar binnen gebogen horens. Hierdoor kunnen ze ook worden onderscheiden van de nauw verwante en veel zeldzamer bontebok, bij welk dier de witte vlekken meestal door een smal streepje met elkaar zijn verbonden. Voorts is de spiegel bij de blesbok doorgaans lichtbruin en bij de bontebok wit. De bontebok balanceert nog steeds op het randje van de afgrond. De totale wereldpopulatie wordt op ongeveer 600 geschat, waarvan er circa 125 in het Zuidafrikaanse Bontebok Nationale Park leven.
Blesbokken zijn tegen mensen zelden of nooit agressief. Iemand in Zuid-Afrika die in een natuurreservaat meer dan duizend exemplaren in handen had, heeft nooit iets van enig dreigend optreden gemerkt. De bokken kunnen wel lastig voor soortgenoten zijn, speciaal jonge leden van de eigen sexe. Vooral op kleinere terreinen kunnen in de bronsttijd wel eens slachtoffers vallen doordat achtervolgde dieren niet voldoende uitwijkmogelijkheden hebben.
De familie der blesbokken – lierantilopen worden ze wel genoemd naar hun liervormige horens – omvat een klein aantal soorten die in zuidelijk en Oost-Afrika thuishoren. Een andere bekende vertegenwoordiger is de noordelijker levende ►topi. Met de zogenaamde hartebeesten en de gnoes behoort de hele groep tot de koe-antilopen, allemaal bewoners van de open savannen en steppen. Hoe nauw de verschillende soorten verwant zijn, blijkt wel in verschillende kleinere reservaten. Kruisingen van blesbokken en bontebokken zijn, gezien de vele overeenkomsten, begrijpelijk. Maar ook zijn er nakomelingen bekend van blesbok en Kaaps hartebeest. De jongen schijnen niet vruchtbaar te zijn.
■ Totale lengte 1,65-1,90 m; staart 40 cm; schouderh. 1-1,10 m; gewicht 70-90 kg; hoornlengte 30-40 cm, record 47,3 cm. Wijfjes zijn kleiner; beide sexen hebben horens.
Bruin tot roodbruin met lichtbruine spiegel; gedeeltelijk witte poten, witte buik, witte oren. Witte snuit met witte plek tussen horens.
Voedsel: Plantaardig; gras, kruidachtige planten.
Draagtijd 225-235 dagen; gewoonlijk één jong. Volwassen na 1,5-2 jaar.
Max. leeftijd ong. 16 jaar.
Zie ook antilopen.
Blesbuck • Blessbock • Blesbok, Antilope à front blanc
Damaliscus dorcas phillipsi
Komt niet meer in het wild voor; uitsluitend in reservaten en op particuliere terreinen.