Het is maar gelukkig dat de beverrat niet hetzelfde aanpassingsvermogen heeft als de muskus- of bisamrat die thans, uit alle grensrichtingen opdringend, bezig is ons lage land onveilig te maken door het ondergraven van dijken. Want ook beverratten, heel wat grotere dieren dan hun verre neven maar er toch veel op lijkend, worden af en toe langs onze waterwegen gesignaleerd.
En aangezien ze er dezelfde leefwijze op nahouden als de muskusratten, zouden zij een minstens even ernstige bedreiging kunnen vormen. Het zijn uit farms ontsnapte exemplaren – en ook wel losgelaten wanneer de farm niet rendabel bleek – die de leveranciers hadden moeten zijn van nutriabont. Hoewel het vrij sterke dieren zijn die grote temperatuurverschillen kunnen doorstaan, is een koude, lange winter ze net te veel, zodat men in onze streken niet al te bang behoeft te zijn. Waarbij we wel een zekere reserve in acht moeten nemen; herhaaldelijk is immers gebleken dat bij vele dieren het vermogen om zich aan te passen groter is dan men aanvankelijk dacht. Op enkele plaatsen, onder andere in Limburg, heeft men wel kleine kolonies van ze ontdekt, maar deze konden gemakkelijk worden uitgeroeid. Daarentegen hebben ze zich elders in Europa, onder andere in Engeland, Frankrijk en Duitsland, wel weten te handhaven.
Evenals in Oost-Afrika waar ze zich zelfs snel uitbreiden en tot een plaag aan het worden zijn. Het zijn allemaal nakomelingen van exemplaren die 25 jaar geleden in Kenya wisten te ontsnappen. Wat hun naam ook suggereert, met bevers en met ratten hebben ze alleen in zoverre wat te maken dat het allemaal knaagdieren zijn. Toch is de benaming niet slecht gevonden; hun kop heeft inderdaad veel weg van die van een bever, terwijl de andere zijde van het tamelijk grote lichaam is uitgerust met een typisch kalige rattestaart. De korte pootjes, het plompe lichaam, de korte dikke hals en tussen een diep gespleten bovenlip uitstekende grote, roodgele en vlijmscherpe knaagtanden, maken het totaalbeeld niet erg aantrekkelijk. Als men de grauwbruine dieren aanziet, is het vreemd dat hun velletjes jaarlijks bij vele tienduizenden op de markt komen en dat er daarom overal ter wereld zoveel farms zijn, waar ze worden gekweekt. De pels maakt allerminst de indruk een kostbare bontsoort te zijn. Dat ontdekt men pas wanneer de bovenste vrij stugge dekharen worden verwijderd en het zachte, dikke, blauwzwart tot roodgrijs gekleurde onderhaar te voorschijn komt.
Speciaal aan de buikzijde is het bijzonder fraai en dik. De beverrat is dan ook het enige pelsdier waarvan de huid niet aan de buikzijde maar aan de rug wordt opengesneden.
Die dikke buikbescherming houdt vermoedelijk verband met hun leefwijze in en aan het water, waarbij de buik vaak met water in aanraking komt en daarom het best beschermd moet zijn. In het wild komen ze – voor zover niet uitgeroeid – voor van Zuid-Brazilië en Paraguay tot aan Patagonië en Vuurland toe; voornamelijk in moerasachtige streken, langs rivieren en meertjes, maar ook langs de kust. Het blijft ze namelijk gelijk of ze zout of zoet water tot hun beschikking hebben. Daar graven ze ook hun diepe holen waarvan de ingang ten dele onder water ligt en derhalve voor vijanden onbereikbaar is. Via de schuin naar boven oplopende gang kan het eigenlijke, drooggelegen hol worden bereikt. In hun vaderland leven ze doorgaans in paren maar het is goed te doen ze in gevangenschap in grote kolonies te houden.
Men moet dan wel rekening houden met de mogelijkheid van vechtpartijen tussen de mannetjes waarbij nagenoeg altijd slachtoffers vallen. Ook is het meestal onmogelijk gebleken bij reeds geruime tijd in een verblijf wonende beverratten nieuwe exemplaren te zetten. Ogenschijnlijk worden ze geaccepteerd, maar de kans is zeer groot dat ze ’s nachts door hun soortgenoten worden afgemaakt.
Het voedsel bestaat voornamelijk uit riet, waterplanten en plantewortels. Ofschoon ze het als knaagdieren uitsluitend met deze kost behoorden te doen, houden ze zich niet aan deze door de mens opgestelde regel. Een hebbelijkheid van vele dieren die keurig in een vast hokje zijn geclassificeerd, maar er op allerlei punten blijken uit te puilen wanneer men ze beter leert kennen. Zo peuzelen beverratten met graagte een vis op als ze rondzwemmen, en op het land zijn eieren en misschien ook jonge vogels niet veilig voor ze. Zelfs de eigen jongen zijn niet altijd veilig; menige is door volwassen exemplaren opgepeuzeld. In gevangenschap wordt hun menu dus vaak met meer dierlijke kost uitgebreid.
Wanneer men beverratten een tijdje observeert, blijken het grappige bedrijvige dieren te zijn. Ze kunnen uitstekend zwemmen, waar ze door de gedeeltelijke zwemvliezen tussen de tenen uitstekend op berekend zijn, en blijven zonodig zeker vijf minuten onder water. Aandoenlijk zijn ze wanneer na een fiks bad op de kant toilet wordt gemaakt. Het is niet alleen een zorgvuldig mooimaken, waarbij de haren met de voorpootjes netjes worden gladgestreken; het gaat er de dieren in de eerste plaats om, met behulp van vet, dat door klieren bij de snorharen wordt afgescheiden, de pels goed waterafstotend te maken.
Hoeveel beverratten er nog in het wild leven, is niet bekend; erg florissant zal hun situatie niet zijn. Hun begerenswaardige pels, samen met het feit dat ze op het land niet snel uit de weg kunnen en in het water een groot deel van zichzelf zichtbaar laten, is de dieren duur te staan gekomen. In verschillende Zuidamerikaanse landen is te elfder ure de jacht verboden en is uitvoer van nutriabont aan vergunningen gebonden.
■ Totale lengte 70-100 cm; staart 30-40 cm; gewicht 7-9 kg, ook wel zwaarder. Wijfjes kleiner.
Van donkerbruin tot grijsgeel.
Voedsel: Plantenkost, maar ook wel vis en ander dierlijk voedsel.
Draagtijd 130 dagen, bij jonge dieren soms korter; 5-12 jongen. Zijn volledig behaard, kunnen direct zien en al heel gauw lopen. Eten na enkele dagen al mee aan voedsel der ouders. Zoogtijd 2 maanden. Tepels bevinden zich bij wijfje op de rug.
Wordt ook nutria en moerasbever genoemd.
Zie ook knaagdieren.
Coypu • Nutria, Sumpfbiber, Biberratte • Rat coypou, Ragondin
Myocastor coypus.