Artis dierenencyclopedie

H. van de Werken (1969)

Gepubliceerd op 01-11-2023

Beo

betekenis & definitie

Hij heeft me die eerste keer goed beetgenomen. Ik stond met een opnameapparaat bij een vogelkooi en trachtte het geluid van een der inwoners vast te leggen, toen er hard en zuiver een kort melodietje werd gefloten.

Het was te vroeg in de ochtend voor zelfs de meest matineuze oppasser en ik vroeg me juist af, wie daar zo opgewekt fluitend in het vogelhuis rondscharrelde zonder dat ik hem had gezien, toen een kinderlijk gejoel weerklonk, gevolgd door een diepe stem, zeggende: „Ja, daar weet ik ook niets van.” Opkijkend in de richting van de spreker blikte ik in de nieuwsgierige schitteroogjes van de beo die, zich vastklemmend aan het gaas, vol interesse toekeek wat er allemaal voor zijn kooi werd uitgevoerd. Hij slaakte een afschuwelijke kreet die de nog steeds geopende microfoon deed trillen. De kop een beetje scheef zei hij toen vriendelijk „dag Beo!” Van dat moment af zijn we dikke vrienden geworden. Om de geluiden van zijn buren op te nemen kwam ik wekenlang dagelijks, voor of na sluitingstijd van de tuin, bij hem. Het amuseerde hem kennelijk, want hij riep me al van verre toe. Hij had een vast plaatsje gevonden in de tralies, waar hij zich kon laten aanhalen – wat hem zichtbaar genoegen deed – en waar hij door harde gilgeluiden de geluidsopnamen grondig kon verknoeien.

Ik moet eerlijk zeggen nooit te hebben begrepen, wat men aan sprekende vogels vindt. Van echt spreken is immers geen sprake; te denken dat men met een vogel zou kunnen converseren, is zichzelf voor de gek houden. De beo echter heeft me op andere gedachten gebracht. Hij heeft me doen inzien dat het verschrikkelijk genoegelijk is, een praatje te maken met een niets ervan begrijpende vogel en ik heb mezelf er meermalen op betrapt als tegenover een kind met hem te hebben staan praten. En heel wat keren hebben we samen zijn lijfdeuntje gefloten, bestaande uit een enkelregelig melodietje, gevolgd door een sirene-achtige fluittoon. Liet ik het eerste horen, dan viel hij met het tweede in.

Begon de beo, dan wachtte hij na het deuntje net zo lang tot ik het slotaccoord ten beste gaf. Het was een spelletje, dat hij volkomen scheen te begrijpen en, te oordelen naar het aantal keren dat het moest worden herhaald, erg leuk vond bovendien. Het meest merkwaardige was eigenlijk, dat hij dit staaltje van zijn kunnen nagenoeg uitsluitend demonstreerde vóór de opening of na sluiting van de tuin. Voor overdag had hij andere geluiden, met onder meer hele volzinnen.

In de loop der jaren hebben vele andere beo’s mij ervan overtuigd dat deze vogels over een beter imitatietalent beschikken dan de meeste ‘sprekende’ papegaaien. Beo’s zijn koddige dieren in huis. Met één groot bezwaar: hun oorverdovende, snerpende, vaak onstuitbare, gillende gefluit. Het enerverende geluid brengt eigenaren er nog wel eens toe hun beo ten einde raad maar naar de dierentuin te brengen. Meestal niet voor lang. Gewoonlijk staan ze de volgende dag al smekend voor de deur of ze hun beo asjeblieft kunnen terugkrijgen omdat het zo stil is in huis …

Beo’s, die leden zijn van de grote over nagenoeg de gehele wereld verspreide spreeuwenfamilie – met uitzondering van Amerika – komen in Zuid- en Zuidoost-Azië in een aantal vormen voor, die zeer veel op elkaar gelijken en in hoofdzaak van elkaar zijn te onderscheiden door hun grootte, alsmede door kleur en vorm van de lelletjes op de kop. Ze voelen zich op allerlei terrein thuis, maar prefereren de bossen, vooral wanneer deze in de buurt van plantages zijn gelegen – een voorliefde die ongetwijfeld verband zal houden met het daar gemakkelijk te verkrijgen voedsel.

Buiten het broedseizoen treft men ze in kleine of grote troepen aan, gewoonlijk hoog in de bomen, tenzij nieuwsgierigheid ze naar beneden voert. Ondanks hun grote belangstelling voor alles wat vreemd is op hun terrein, zijn de zeer actieve beo’s tamelijk schuw.

Ook in de vrije natuur zijn ze zeer rumoerig en worden beslist melodieuze klanken afgewisseld met schel gekrijs. De vriendelijke geluidjes schijnen te worden gebruikt om met elkaar in contact te blijven, zowel wanneer ze in troepverband leven als, gedurende de broedtijd, wanneer er paren zijn gevormd. Een ander geluid, een welluidend gezoem dat op grote afstand is te horen, maken de beo’s met de vleugels als ze met krachtige slagen door het luchtruim zweven. Het zijn buitengewoon goede vliegers, die de meeste insekten van hun menu in de vlucht oppikken. Slechts zelden komen ze op de grond om voedsel te zoeken.

Totale lengte ong. 25 cm, ter grootte van een spreeuw.

Zwart met groene of purperen glans. Wit plekje op de vleugels. Oranje snavel met gele punt, kale gezichtshuid. Heldergele lelletjes aan kop, in grootte en model variërend al naar gelang vorm. Oranjegele poten. Sexen vrijwel gelijk; mannetje heeft zwarte ogen, wijfje bruine.

Voedsel: Vruchten en insekten.

Nest in holle, vaak vermolmde bomen; 2-4 licht groenblauwe eieren met bruinachtige spikkels.

Drie vormen: de grote, middelste en kleine, z.g. ‘heilige’, beo.

Grackle, Hill-Mynah • Beo • Mainate, Béo

Gracula religiosa.

< >