Artis dierenencyclopedie

H. van de Werken (1969)

Gepubliceerd op 01-11-2023

Bavianen

betekenis & definitie

Het is aan hun hele uiterlijk te zien dat geen der vertegenwoordigers van de bavianenfamilie tot de categorie der troeteldieren behoort. Zodra ze de kinderleeftijd te boven zijn, veranderen ze van grappige, speelse aapjes in plompe, grote, zeer sterke en kortaangebonden dieren.

Een enorme teleurstelling voor velen der onverstandigen die een jong baviaantje in huis hebben genomen en eensklaps tot de ontdekking komen dat niet zij, maar de aap de leidende rol wil spelen. Met hand en tand poogt het dier, des te nadrukkelijker als het een mannetje is, de omgeving aan zich te onderwerpen zoals het ook in het wild zou hebben geprobeerd. Het komt voor dat de dieren bij het ouder worden aanhankelijk blijven, maar dat zijn grote uitzonderingen. Gewone bavianen zijn in vier veel op elkaar lijkende soorten, elk onderverdeeld in verscheidene rassen, in vrijwel heel Afrika ten zuiden van de Sahara te vinden – één soort, de ►mantelbaviaan, ook in Zuid-Arabië. Naaste verwanten zijn onder meer de ►gelada, ►dril en ►mandril. Als groep worden ze ingedeeld bij de hondskopapen waartoe ook de ►makaken behoren.

Over het algemeen leven ze op de grond, zowel in de bossen als op rotsachtige bodem; om te slapen trekken ze de bomen in of zoeken ze een plaatsje hoog op de rotsen, veilig voor hun grootste vijand, de panter. De meeste soorten hebben voor apen opvallend lange, hondachtige snuiten en angstaanjagende hoektanden.

Vaak ziet men de mannetjes onbedaarlijk gapen hetgeen doorgaans geen teken van verveling of slaap is, maar een uiting van opwellende woede of vechtdrift. Het houdt, voor de goede verstaander althans, een onmiskenbare dreiging in. Verwijdert degene die de woede opwekt zich niet, dan krijgt de dreighouding agressiever vormen om vervolgens snel over te gaan in een woeste aanval. Dan is het zaak een goed heenkomen te zoeken want een boze baviaan doet voor het wildste roofdier niet onder. Draaien bavianen iemand echter de achterzijde toe, dan kan men gerust zijn; dat is namelijk een uiting van vriendelijke en onderdanige gezindheid. Zo gedraagt zich een baviaan ook in de troep jegens een in rangorde hoger staande soortgenoot.

Het leven op de grond zal wel de belangrijkste reden zijn van hun grote weerbaarheid. Ze zijn immers veel kwetsbaarder ten aanzien van vijanden dan apen die tussen de takken en bladeren leven en daar gemakkelijk de vlucht kunnen nemen. Misschien heeft het bodembestaan ook bijgedragen tot de sterke ontwikkeling van ziteelt waaraan ze bij het zitten op rotsachtige – en overdag gloeiend hete – grond wel behoefte zullen hebben.

Een niet erg esthetische aanblik leveren de soms vuurrode, tot het formaat en model van bloemkolen opgezwollen achterwerken van een aantal bavianewijfjes. Een troost voor alle mensen die zich met een zeker medelijden voor de ‘arme dieren’ afwenden, is dat de apinnen zich er allerminst door gedeprimeerd voelen. Voor de mannetjes is het zelfs aantrekkelijk. En dat is toch het belangrijkste.

< >