Wanneer hij zich aan zijn vrouwelijke soortgenoten niet van zijn letterlijk beste kant laat zien, maar gewoon een tukje in het woud doet, is de beroemde argusfazant-haan niet eens zo opvallend. Men ziet hem zelfs gemakkelijk over het hoofd omdat hij sprekend op een hoop dode bladeren lijkt.
Hetgeen ongetwijfeld zijn nut zal hebben want de argusfazant heeft, daar zijn vleugelveren om goed te kunnen vliegen wat al te lang zijn, heel wat vijanden in zijn woongebied, Malakka, Sumatra en Borneo, te duchten. Een klein deel van het jaar, zo lang hij in de rui is, gedraagt hij zich als een stille, bijna onzichtbare sluiper die zijn dagen doorbrengt in de dichte begroeiingen langs tot duizend meter hoge berghellingen. Maar dan opeens gooit hij alle voorzichtigheid overboord. Voor hij goed en wel door de rui is, daalt hij de heuvels af naar lager gelegen bosterrein en zoekt daar een vochtige open plek uit, het liefst met een oppervlak van ongeveer vijf bij vijf meter. Daar gaat de fazant als een razende aan ’t werk. Alle ongerechtigheden worden er verwijderd, bladeren, mos, gras, takjes, tot vrij dikke takken toe. Dag in, dag uit is hij in de weer, als het erg ‘rommelig’ is zelfs maanden lang, tot er een volmaakt kale plek is overgebleven, zonder het geringste sprietje: de feestzaal, waar hij zijn bruiden zal ontvangen, één voor één, zes maanden lang. Nu zijn die natuurlijk niet zo direct bij de hand. Zelfs wanneer de wijfjes zich tot mannelijk gezelschap aangetrokken voelen, dan nog is het vrijwel onmogelijk dat kleine plekje in de onmetelijke jungle te vinden. Doch daar weet meneer raad op. Speciaal in de schemering op maanlichte nachten uit hij doordringende kreten die tot twee kilometer ver kunnen worden gehoord. Voor menselijke oren mag het weinig welluidend zijn, voor de fazanthennen ligt het blijkbaar anders. Gewoonlijk duurt het niet lang of het eerste wijfje komt, aangelokt door de roep, een kijkje nemen.
Langzaam, ogenschijnlijk vrij ongeïnteresseerd, stapt ze de arena binnen waar ze wordt ontvangen door een heen en weer rennende haan. Overdag volgt dan de beroemde bruiloftsdans van de argusfazant-haan. De aanvankelijk nog wat ongecontroleerde bewegingen gaan over in fraaie danspassen, steeds om het wijfje heen, dat op haar beurt meer en meer belangstelling voor de zich bijzonder uitslovende man begint te krijgen. Staat ze even stil, dan laat hij z’n vleugels in haar richting zakken.
Die vleugels zijn de ‘trots’ van de argusfazant – in ieder geval van degene, die de vogel in gevangenschap bezit. Een deel van de slagpennen is bij deze fazant bijzonder verlengd en verbreed en voorzien van rijen prachtig gekleurde ‘ogen’. Ze zijn op hun fraaist – en dan werkelijk oogverblindend mooi – wanneer het mannetje zich helemaal naar het wijfje keert, de vleugels hoog opzet en openvouwt en twee uitermate lange staartdekveren recht in de lucht priemt.
Mevrouw is echter nog niet overtuigd en zwenkt af, doelloos wat in de grond pikkend. Het mannetje danst verder, vuriger en vuriger. Hij buigt de kop laag naar de grond. Steeds opnieuw spreidt hij z’n fonkelende verenpracht pronkend ten toon. Zo ver waaiert hij de vleugels uit, dat ze zich als een fantastisch scherm vóór zijn kop sluiten. Hij zou nu niets meer kunnen zien, ware het niet dat de natuur voor een kleine opening in de waaier had gezorgd, door welk kijkgaatje hij met één oog de bewegingen van zijn aanstaande bruid kan gadeslaan.
Af en toe laat hij de indrukwekkende verentooi schudden en trillen, een belangrijk onderdeel van de ceremonie, wat een luid geratel veroorzaakt. Eindelijk geeft het wijfje zich gewonnen. Ze wordt z’n gade. Een paar dagen slechts duurt het huwelijk, dan trekt de hen weg, op zoek naar een plaatsje waar ze haar eieren kan leggen en bebroeden. Dit laatste doet ze geheel alleen, ruim drie weken lang, zonder op te staan en zonder te eten. In Artis zat een broedend wijfje al die tijd volkomen in éénzelfde houding. Door het feit dat ze zich op een ochtend had omgedraaid, kon men afleiden dat de eieren waren uitgekomen.
Voor de haan heeft zij afgedaan. Weldra klinkt zijn roep opnieuw door de jungle, een volgend wijfje lokkend. Tijdens de hofmakerij is de arena verboden voor andere dames. Komt er toch een opdagen, dan wordt ze prompt door de haan weggejaagd.
Zolang ze nog jong zijn en geen eigen arena hebben, roepen de hanen al wandelende om een echtgenote, hetgeen maar zelden succes heeft. De wijfjes willen kennelijk – om het eens menselijk te zeggen – wat ‘vastigheid’ en daarom zullen de mannen aan ’t werk moeten en een eigen dansvloer maken. Dat is meestal alleen de eerste keer een heel karwei; jaar na jaar keren ze er terug, zodat ze de plaats dan alleen maar hoeven schoon te maken.
Zijn grote kwetsbaarheid ten aanzien van vijanden die hij, mèt de wijfjes, door het geroep naar zich toelokt, compenseert de argusman enigszins door aan de achterzijde van het speelveld tussen de begroeiing een vluchtpaadje te maken. Dat hij lopende afmoet, want zijn fraaie verenkleed geeft hem een minder goed vliegvermogen.
Argusfazanten zijn meestal bijzonder schuw. Ook in de dierentuinen, die zich zo gelukkig kunnen prijzen een paar te bezitten, ziet men ze, behoudens in de schemering, maar zelden. Thans zijn ze zeldzaam; een eeuw geleden waren ze het niet minder. Toen waren ze uiterst kostbaar bovendien. Artis kreeg in 1854 de eerste argusfazant in de collectie. De tweede pas in 1869. Die had men niet lang, want nog geen jaar later werd het dier voor maar liefst 1800 gulden verkocht aan niemand minder dan … de koning van Italië!
■ Totale lengte haan 165-175 cm; staart ong. 120 cm. Wijfje kleiner.
Blauwe, naakte kop en keel. Rest lichaam in allerlei kleuren, met spikkels en streepjes, van roodbruin en zwart tot geelachtig. Vleugelveren gedeeltelijk zwart en roodbruin gespikkeld. Verlengde kleine slagpennen dragen oogachtige plekken, wit, geel en roodachtig van kleur, omgeven door zwarte ring. Wijfje, ong. gelijk van kleur, mist grote pronkvleugels en verlengde staartveren.
Voedsel: Vruchten, zaden, insekten, wormen enz.
Eenvoudig nest, gewoonlijk 2 crèmekleurige eieren met bruine vlekjes. Broedtijd 24-26 dagen. Wijfje broedt en verzorgt jongen.
Zie ook fazanten.
Argus Pheasant • Argusfasan • Argus géant
Argusianus argus.