Ofschoon enkele van de tot het geslacht Amphiprion behorende anemoonvisjes tot de meest gewone bewoners van een tropisch zeeaquarium behoren, zijn ze zeker niet de minst fraaie. Dit danken ze aan hun veelal sprankelende kleur met, fel afstekend, een aantal witte banden om het lichaam.
De meest bekende, de driebandkoraalvisjes, zijn bijvoorbeeld flonkerend oranje met drie spierwitte banden die het lichaam als het ware in stukken verdelen – een prachtige camouflage. Ook door hun levendigheid zijn anemoonvisjes in een aquarium graag geziene gasten, maar eigenlijk ziet men ze pas op hun best en mooist wanneer ze in een bassin op natuurlijke wijze kunnen samenleven met â–ºzeeanemonen. Een in feite hoogst ongewone samenleving want vrijwel alle zeeanemonen zijn in het bezit van tentakels die voorzien zijn van netelcellen. Men kan deze beschouwen als gebundelde kleine injectienaalden die gif spuiten in de huid van het dier dat ze aanraakt. Het slachtoffer, vanzelfsprekend meestal een vis, raakt verlamd en wordt vervolgens met de tentakels naar de mondopening gebracht en geconsumeerd. Zeeanemonen zijn voor hun omgeving dus levensgevaarlijk – behalve voor een aantal kleine visjes, de anemoonvisjes, die speels tussen de tentakels doorschieten, er tussen rusten en er zelfs bij gevaar een schuilplaats zoeken, zonder enige last van de netelcellen te hebben.
Waarom de zeeanemonen deze visjes hun gang laten gaan, is nog niet helemaal opgehelderd. Er zal, om in menselijke gedachten te spreken, wel iets van ‘eigenbelang’ bijkomen; wanneer het visje voedsel heeft bemachtigd en dit veilig tussen de tentakels oppeuzelt, zal er voor de gastheer allicht wat afvallen. Hoewel door velen wordt ontkend dat de anemoonvisjes hun gastheer echt iets te eten brengen, wijzen andere waarnemers op positieve ervaringen. Vele malen heeft men gezien dat de visjes brokken voedsel, die te groot voor henzelf waren, steevast naar de zeeanemonen brachten. Zelfs als deze gesloten waren, werden zij door duwen en door er met het voedsel langs te strijken, aangespoord zich te openen. Dit alles verklaart echter nog niet het feit dat de aanraking van de netelcellen geen uitwerking op de visjes heeft. Onderzoekingen hebben aangetoond dat ook het gedrag van de anemoonvisjes een rol speelt; de wijze waarop ze tussen de tentakels rondscharrelen, schijnt voor een anemoon een teken te zijn dat hij met ‘goed volk’ te maken heeft. Anderzijds hebben de anemoonvissen in hun slijmhuid waarschijnlijk een stof die voorkomt dat de netelcellen in werking treden. Vroeger dacht men dat iedere Amphiprionsoort – er zijn ongeveer twaalf soorten – een ‘eigen’ anemoonsoort had, maar ervaringen hebben geleerd dat de visjes soms ook met een andere soort kunnen samenleven. Als ze de anemoon maar voorzichtig benaderen en hem langzaam aan hun aanwezigheid laten wennen.
In het aquarium van New York heeft men verscheidene malen gezien dat de visjes een anemoon gezamenlijk ‘verhuisden’ wanneer deze op een minder geschikte plaats zat. Vijf of zes exemplaren duwden net zo lang tegen de basis van de anemoon tot deze losliet. Voorzichtig namen de visjes ieder een tentakel in de bek en zwommen zo met hun beschermer naar een betere plaats waar ze hem zó lang vasthielden tot hij zich goed had vastgezet.
Mannetjes zowel als vrouwtjes zorgen voor de eieren die altijd vlak bij en soms onder een anemoon op een eerst schoongepoetst stuk steen worden gelegd. Om beurten vervullen de echtelieden hun taken; terwijl de een door wapperen met de borstvinnen voor aanvoer van vers water zorgt of de eieren één voor één zorgvuldig reinigt, rust de ander uit tussen de tentakels van een anemoon. De ontwikkelingsduur van de eieren hangt af van de temperatuur; bij ongeveer 25 graden C bedraagt deze acht dagen. Zodra de nog geen halve centimeter lange jongen zijn geboren, worden ze door de ouders aan hun lot overgelaten. Nog erger: wanneer ze er niet snel vandoor gaan, worden ze door de ouders opgepeuzeld. In de vrije natuur zal dit niet zo gauw gebeuren.
Daar zwemmen de kleinen direct naar de bovenste waterlagen waar ze zich met plankton voeden. Pas wanneer ze ongeveer anderhalve centimeter lang zijn, duiken ze naar beneden, het domein van de volwassen anemoonvisjes, om een eigen anemoon op te zoeken. Bij rondzwemmen of voedsel zoeken laten de anemoonvisjes zachte, bij gevaar hard knarsende geluiden horen.