Zo men ergens van ‘trekkebekken’ kan spreken, dan is het wel bij de over grote delen van Afrika verspreide groep vogels, die onder meer als inseparabelen of onafscheidelijken en onder hun wetenschappelijke naam agapornis bekend zijn. Onafscheidelijk zijn ze inderdaad.
Bijkans de ganse dag zitten de kleine papegaaien zacht kwetterend in paartjes dicht tegen elkaar gedrukt. Geen grotere heerlijkheid schijnt er te bestaan dan elkaar met de kromme snaveltjes aan kop, hals, of zomaar ergens tussen de veren te krauwen, de typische hebbelijkheid die vele papegaaiachtigen eigen is. Het zijn zeer populaire dieren bij liefhebbers, zowel wegens hun leuke, sprekende kleuren als hun aandoenlijke gedrag. Vele leden van de agapornis-familie zijn extra interessant door de manier waarop ze het nestmateriaal aandragen. Vooral de wijfjes houden zich serieus met het nestbouwen bezig; de mannetjes mogen wel gewichtig meevliegen en vol belangstelling het in aanbouw zijnde nest in- en uitwippen, van daadwerkelijk helpen is geen sprake.
De wijfjes zoeken eerst geschikt nestmateriaal op, dunne stukken boombast of bladeren bijvoorbeeld. Met de scherpe snavel knippen ze er op kunstige wijze vijf tot vijftien centimeter lange en ongeveer één centimeter brede stroken af, die door het ‘knippen’ langs de randen even regelmatig zijn gekarteld als een strook postzegels. Is er een aantal klaar, doorgaans vier tot zes, dan worden deze tussen de veren gefrommeld, voornamelijk tussen die van de rug. Volgestoken met dit materiaal vliegen ze naar het nest, waar de strookjes met behulp van de snavel worden verwerkt. Vanzelfsprekend blijven de spulletjes niet altijd even goed zitten en worden er onderweg heel wat verloren. De mannetjes proberen bovendien vaak de stukjes tussen de veren hunner echtgenoten weg te kapen, soms zo maar uit speels genoegen, soms om er zelf wat mee tussen de veren te prutsen.
Een vruchteloze bezigheid want meestal stoppen de vogels ze op een verkeerde plaats zodat de strookjes er direct uitvallen. En als het wel lukt, heeft het voor de nestbouw geen enkele zin, want, zoals gezegd, daar doen de heren niet aan mee.
Stukken papier worden op gelijke wijze in keurige stukjes gebeten. De veren van de onafscheidelijken zijn door hun borstelachtige uiteinden wel enigszins berekend op dit transport; de strookjes bast en blad worden er tamelijk goed door vastgehouden. Of de veren inderdaad met het oog op dit soort vervoer zo zijn gevormd, lijkt echter vrij onwaarschijnlijk. Immers niet alleen de mannetjes – die ze helemaal niet nodig hebben – maar ook andere papegaaiesoorten die de vreemde transportmethode nooit toepassen, dragen dergelijke veren. Men heeft wel eens gemeend dat de onafscheidelijken hun nestmateriaal zo vervoeren, opdat ze hun snavel vrij hebben. Bij papegaaien speelt deze namelijk veelal de rol van derde poot, waarvan ze bij het klimmen veel gemak hebben door zich ermee vast te haken.
Het zou geen onaannemelijke verklaring zijn, ware het niet dat andere vertegenwoordigers van de agapornisfamilie, die er praktisch dezelfde leefwijze op na houden, het nestmateriaal gewoon in de snavel vervoeren. En om alles nog ingewikkelder te maken, heeft men bij onder andere de Fischer’s inseparabel, die bekend staat als snavelgebruiker voor het transport, het mannetje bezig gezien stukjes blad onder de veren te frommelen.
Bijna allemaal bouwen ze een stevig overdekt nest. Enkele soorten zijn soms wat gemakzuchtig aangelegd en deponeren de eieren in oude, ongebruikte vogelnesten, in kant en klaar gevonden holletjes in de rotsen, in bomen, tot in gebouwen in de steden toe. Zelfs zoeken enkele, zoals de roodnekagapornis, onderdak bij bepaalde wevervogels die kolonienesten maken. Van de talloze kamertjes en ingangen waaruit zo’n groot, stevig geweven bouwwerk bestaat, nemen de onafscheidelijken er een paar in gebruik – naar het schijnt zelfs met instemming van de bouwer. Het is wel typisch dat deze boomnesten qua materiaal en de verwerking ervan niet veel verschillen van de eigen agapornis-nesten. En het is nog merkwaardiger dat deze zelfde vogels in andere streken van Afrika netjes hun eigen nest bouwen, maar nooit een holle boom opzoeken.
Andere inseperabelen zoeken nagenoeg uitsluitend inwoning in mieren- of termietennesten, meestal in boven de grond gebouwde, maar een enkele keer ook in nesten die onder de grond zijn gelegen. Zoals vaak wanneer vogels bij overigens zeer agressieve insekten en dergelijke hoofdbewoners onderdak zoeken, schijnen de verhoudingen tussen inseperabelen en huisbazen weinig te wensen over te laten.
Het broeden, dat helemaal door het wijfje gebeurt, begint bij het eerste of tweede ei. Daar er tot vijf eieren worden gelegd, komen de jongen dus ook na elkaar ter wereld. In de tijd dat het vrouwtje op het nest zit, brengt het mannetje in de krop voedsel naar haar toe. Zolang er nog geen kroost is, peuzelt ze het zelf allemaal op. Na het uitkomen der eieren neemt ze het wel in de bek en soms in de krop over, maar daarna wordt het aan de kinderen doorgegeven. De jongen blijven ruim een maand in het nest.
Paarvorming geschiedt waarschijnlijk voor het leven.
■ Totale lengte 12-18 cm.
Fischer’s of rozekopagapornis: Voorhoofd, wangen en hals roodachtig tot roze en oranje, kruin olijfbruin, borst geelgroen, rest lichaam groen. Staart blauw met bruinrood. Rode snavel met witte band aan basis, witte ring om ogen.
Gemaskerde agapornis: Zwarte, met bruin vermengde kop, gele hals, oranjeachtige borst. Rest lichaam groen. Rode snavel met witte band aan basis, witte ring om ogen.
Voedsel: Zaden enz.
Gem. 3-5 witte eieren. Broedtijd 20-21 dagen.
Sommige soorten leven tot op hoogten van 1700 à 1800 m.
Lovebird • Unzertrennliche • Inséparable.