Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 29-10-2020

zekerlijk

betekenis & definitie

stellig; waarlijk; werkelijk.

op een dusdanige manier dat de waarheid of juistheid van het beweerde met nadruk bevestigd wordt; zeker; stellig; beslist; ongetwijfeld; vast; waarlijk, voorwaar; werkelijk; echt.
In Bijbels taalgebruik nog wel enigszins gangbaar en in België nog wat gebruikelijker dan in Nederland.

Voorbeelden:
Voor zijn volgende vakantie zal hij er zekerlijk voor zorgen weer een plaats te ontdekken die kraakt van ouderdom en desolaatheid, die duizelt tussen heel hoog en heel diep, een plaats met opwindende anomalieën, onrustbarend voedsel, gestoorde nachtrust, een plaats met helden en heiligen, steden en wegen die zijn ziel afsplitsingen zullen doen genereren dat het niet meer is bij te houden, een plaats waar hart en hersens zo nog eens knetsend en vonkend in kortsluiting komen.
Luc Vancampenhout, Met het oog op de jaren negentig, 1983

In onze mooiste momenten zullen wij zekerlijk ook bij de vijver met de rozen en de zwanen staan en zeggen: kijk toch hoe mooi dat is, hoe mooi toch.
Luc Vancampenhout, Met het oog op de jaren negentig, 1983

De politie waarschuwt nogmaals om juwelen en geld zekerlijk niet in slaap- en badkamer weg te stoppen. Slachtoffers van recente inbraken kunnen deze waarschuwing louter bevestigen!
http: //www.deerlijk.be/sites/deerlijk/files/assets/delphine.vercruysse/D12102012.pdf, 12 oktober 2012

Als er iemand is, die zijn vader of zijn moeder zal gevloekt hebben, die zal zekerlijk gedood worden; hij heeft zijn vader of zijn moeder gevloekt; zijn bloed is op hem!
http://www.online-bijbel.nl/bijbelboek/Leviticus/20/

< >