verkoper die buiten werkt.
iemand die voor zijn beroep waren verkoopt op de markt, op kermissen, huis aan huis of op straat; verkoper die buiten werkt.
Voorbeelden:
Zodra we stilstaan in een file klampen venters van krantjes, snoep, sigaretten zich vast aan de portieren, de bumpers.
Hella S. Haasse, Sleuteloog, 2002
De fabrikant heeft de ronde plaatjes huis aan huis laten slijten door een venter die ook in manden en bezems deed.
A.F.Th. van der Heijden, De tandeloze tijd. Dl. 1: Vallende ouders, 1983
De Olijfboer had het toestel gekocht van de venter die om de maand met zijn bestelwagen langskwam.
Paul Koeck, Na de siësta, 2001
Op de kermis waren ook zangers en venters aanwezig. In Gent was Karel Waerie, bekend als 'den Gentsche Béranger', de volksheld [...]. Andere volksfiguren die we steevast terugvinden zijn de venters met de makaronkast, bij wie je tegen betaling een gok mocht wagen om een blad vol makarons te winnen.
http://www.huisvanalijn.be/nl/collectie/fanfare/achtergrond-bottom.html