Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

uniformbroek

betekenis & definitie

broek van een uniform.

broek die onderdeel is van een uniform.

Voorbeelden:
Een van de soldaten heeft geen tijd gehad zich aan te kleden, draagt alleen een borstrok en een uniformbroek, bretels hangen slordig omlaag, en hij is blootsvoets.
Jan Cremer, De Hunnen. Dl. 3: Vrede, 1983

Ondanks de hitte droeg hij een legertrui met vlekken. Zijn uniformbroek was tot op de draad versleten. Aan zijn voeten had hij geruite pantoffels. Eén en ander bevestigde mijn vermoeden dat hij, behalve één of twee uniformen, geen behoorlijke kleren bezat.
Jan Lampo, Emmeke, 2001

< >