Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

uitbater

betekenis & definitie

exploitant.

iemand die of man die voor zijn beroep een bedrijf exploiteert van een veelal beperkte schaalgrootte, zoals een horecavoorziening, een winkel, een supermarkt of tankstation e.d.; exploitant.

Voorbeelden:
Afgelopen weekend werden al posters opgehangen in enkele cafés aan het Stationsplein. De uitbaters lieten gisteren weten dat ze de pamfletten hebben verwijderd. De ondernemers van de binnenstad tonen weinig begrip voor de posteractie omdat de affiches zonder overleg met hen op de winkelmuren zijn geplakt.
De Limburger, 2001

Ze vervulden ook de funktie van een soort dorpswinkel waar je met uitbater of uitbaatster of met andere klanten een praatje kon slaan over het leven in de wijk.
De Standaard, 1996