Wat is de betekenis van uitbater?

2024-04-18
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

uitbater

exploitant. iemand die of man die voor zijn beroep een bedrijf exploiteert van een veelal beperkte schaalgrootte, zoals een horecavoorziening, een winkel, een supermarkt of tankstation e.d.; exploitant. Voorbeelden: Afgelopen weekend werden al posters opgehangen in enkele cafés aan het Stationsplein. De uitbaters lieten gister...

2024-04-18
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

uitbater

uitbater - Zelfstandignaamwoord 1. iemand die een winkel of andere gelegendheid draaiende en open houd De uitbater van het café zorgt voor de inkoop en verkoop van dranken en dat het café schoon blijft. De uitbater van een winkel is vaak ook de eigenaar v...

2024-04-18
Typisch Vlaams woordenboek

Ludo Permentier en Rik Schutz (2015)

uitbater

exploitant De notabelen van het dorp dat zich graag stad noemt, mogen er van hun dames alleen naartoe omdat het zo'n deftige zaak is, taverne La Pensee. De handelsreizigers die er 's middags hun boterhammen kwamen opeten, waren nog een erfenis van de vorige uitbater, zijn moeder zag ze liever gaan dan komen. En ze gingen. Zodat...

2024-04-18
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

uitbater

M. betr. t. een zaak, een handel e.d.: exploitant; ook bep.: eigenaar, ondernemer; - in ’t bijz.: pers. die tegen vast loon of tegen provisie voor rekening van een ander een zaak beheert: zetbaas; bij grotere (winkel)bedrijven bep.: bedrijfsleider, beheerder. De linkse auteur Iman Daeys, tevens uitbater van de kroeg ‘De Holle Snol&rsquo...