slim persoon.
iemand die slim is; slim persoon.
Ook wel ironisch voor iemand die juist helemaal niet slim is.
Voorbeelden:
Een slimmerd wees me op een detail: de organisator van de bedrijfjes kon twee keer commissie innen!
Aster Berkhof, Verborgen schade, 2001
Goed, er zijn slimmerds geweest die met de min of meer humoristische gedachte kwamen dat duimzuigen en sigaretten roken 'eigenlijk' hetzelfde is.
Guus Kuijer, Het geminachte kind, 1980
In het uiterste geval was daar dan een vriend aan het werk geweest, in het tweede een vooruitziende slimmerd die al dacht aan de toekomst.
Aster Berkhof, Verborgen schade, 2001