moeder van echtgenoot.
moeder van de echtgenoot of echtgenote van iemand.
Voorbeelden:
Iedereen begint te lachen. Ik weet waarom ze lachen. Het woord schoonmoeder maakt er een ernstige grap van, schoonmoeders zijn in het spraakgebruik niet populalr.
Hannes Meinkema, Het binnenste ei, 1981
En dus lezen we over kinderen die we niet kennen, over schoonmoeders die op 56-jarige leeftijd nog ongesteld zijn, een sfeertekening heet dat, of nog erger, wat Ansje of Martin of Fleurop of Lulletjerozenwater van de Amerikaanse bombardementen op Afghanistan vindt.
http://utopia.knoware.nl/users/propriac/archief/010220_21.html, 2001-2002
Hij wou alleen zijn, maar hij had acht kinderen en een vrouw en een schoonmoeder die inwoonde.
Josse De Pauw, Werk, 2000