Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

scherts

betekenis & definitie

het gekscheren.

het gekscheren; goedbedoelde, speelse spot.

Voorbeelden:
Louis zei dat hij overigens geen deel meer uitmaakte van wat voor een jeugdbeweging ook. Mama viel in en beweerde dat zij het had zien aankomen, het meteen had aangevoeld, dat Louis het wel zou uithouden bij een groepering, daarvoor was hij veel te veel op zijn eentje. 'Ach,' zei Lausengier. 'Maar wat doen we dan met de ontwikkeling van gezonde mannelijke deugden?' Louis hield zijn stalen gezicht in bedwang, nooit laten merken dat ik de luchtige scherts heb opgevangen.
Hugo Claus, Het verdriet van België, 1983

Keller bewonderde Gotthelf's vermogen om het verliefd worden te beschrijven en misschien is dat inderdaad wel het meest bijzondere onderdeel van zijn werk. Als je eraan terugdenkt, komt je immers het eerst de geschiedenis van Jakob en Meyeli voor ogen omdat hij hun ernstig gepraat, hun luchthartige scherts, hun geflirt - zo prachtig op papier heeft gezet.
Maarten 't Hart, Ongewenste zeereis, 1979

Door het gemis aan vertrouwelijkheid tussen hen bedreven zij de liefde zonder veel genoegen, en onvolledig: hij hield halverwege op omdat hij merkte dat zij gespannen was. Toen de vragen die hij haar hierover stelde, afketsten op haar pantser van krampachtige scherts, had hij geen zin meer met haar te vrijen.
Theo Kars, Avonturen op Ibiza, 1980