zuurachtig; zurig.
lichtjes zuur of zuurachtig; zowel met positieve connotatie in de zin van: friszuur, als met negatieve bijgedachte voor: zurig.
Voorbeelden:
Doe wijn, honing en ciderazijn in een pannetje, verwarm het mengsel al roerend met een houten lepel tot de honing is opgelost en laat het vervolgens inkoken tot ½ deciliter licht stroperige, dieprode en zoetzure saus. Proef de saus en mocht ze nog wat rinser kunnen, voeg dan naar smaak een drupje citroensap toe.
NRC, januari 1995