Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

riem

betekenis & definitie

Het begrip riem heeft 7 verschillende betekenissen:

1) gordel om mee vast te binden.
gordel of band die dient om iets of iemand mee vast te maken, om rondom iets of iemand te binden of om iets of iemand aan te bevestigen of vast te maken.

2) smalle band om een broek.
smalle, lange band, vaak gemaakt van leer, die over een kledingstuk heen, meestal een broek, om het middel wordt gedragen om het kledingstuk aan te snoeren.

3) smalle band om een dier vast te houden.
smalle, lange band, vaak gemaakt van leer, die met een lus om de nek van een dier, vaak een hond, wordt bevestigd, om het dier aan vast te houden, bijvoorbeeld om het dier uit te laten, of ergens aan vast te zetten.

4) veiligheidsgordel in auto of vliegtuig.
veiligheidsgordel in een vervoermiddel, meestal in een auto of een vliegtuig.

5) rand die op een riem lijkt.
smalle band of rand ergens in of van zaken die naast elkaar in vorm op een riem lijken; rand die de vorm van een riem heeft; rand die in vorm op een riem lijkt.
Alleen in een aantal samenstellingen.

6) werktuig om mee te roeien.
werktuig waarmee men sloepen, boten en kleine lichte zeilvaartuigen in beweging brengt, die bestaat uit een lange schacht of een steel die aan het einde meestal uitloopt in een lang en plat blad; werktuig om mee te roeien; roeispaan, roeiriem.

7) hoeveelheid papier.
hoeveelheid papier, meestal 500 bladen; hoeveelheid van 20 boek papier.
Is de benaming van een oude handelsmaat en wordt alleen nog gebruikt in enkele combinaties.