Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

pofbroek

betekenis & definitie

broek met poffende pijpen.

broek met poffende, opbollende pijpen.

Voorbeelden:
Wanneer Ruud aan de hand van W.F. Hermans tenslotte bij zijn eigen ongelukkige jeugd was aangekomen, bij de nijpende armoe van het gezin, het schoolgaan op klompen en met lange kousen waarom hij door zijn klasgenoten met uitbundige vrolijkheid werd ontvangen (wie even een echte jongen was droeg al een pofbroek), was het halfelf geworden.
Henk Romijn Meijer, Oprechter trouw, 2001

Ze hadden zich laten afzetten bij de rue Bonnier om over de Esplanade Charles de Gaulle in de richting van het oude centrum te wandelen [...]. Op het grind onder een enorme moerbeiboom stond een jongleur, een jonge man in een zwarte pofbroek die zonder één keer mis te grijpen acht kegels in geometrische banen boven zijn hoofd in beweging hield.
Margriet de Moor, Kreutzersonate, 2001

< >