Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

onderbroek

betekenis & definitie

broek die als onderkledingstuk wordt gedragen.

broek, meestal zonder pijpen en sluiting, die onder de gewone kleding als ondergoed wordt gedragen.

Voorbeelden:
Hij wendt zijn blik naar de zee, blijft zo een tijdje staan. Dan begint hij zich uit te kleden. Even later waadt hij in onderbroek door de golven. Hij is goed gebouwd, denkt ze, het figuur van Leen, vroeger, iets langer, iets gestroomlijnder.
Kees van Beijnum, De vrouw die alles had, 2002

Hij wisselde van secretaresse zoals ik van onderbroek wisselde.
Dave Goldstein, Lachen; Marlene Dietrich; Plattegrond van de oppervlakte, 1997-1999

Aan vindingrijkheid ontbrak het niet: de drugs reisden ons land binnen in respectievelijk een deodorantfles, een reep chocolade, scheerschuim en een onderbroek.
De Standaard, 1996