Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 29-10-2020

olijkerd

betekenis & definitie

olijk persoon.

iemand die olijk is; olijk persoon.

Voorbeelden:
Een enkele keer dringt zo'n mengvorm door tot de standaardtaal: plotseling en eensklaps kennen we allang en een olijkerd heeft er plotsklaps van gemaakt.
De Standaard, 1996

Laatst op een feest, een oom van mij, het was een grote familiereünie, en een of ander achterneefje dat nogal goed met een viool uit de voeten kan, Arjen heet hij, een jongetje van acht geloof ik, werd verzocht viool te spelen en die oom, altijd al een olijkerd, liep met het viooltje in de hand van het ene vertrek naar het andere roepend 'Arjen!', 'Arjen!' en het kind liep er met pretoogjes achteraan, 'Ik ben hier!'
Peter De Graef, De drie mannen van Ypsilanti, 1997