Wat is de betekenis van olijkerd?

2024-04-26
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

olijkerd

olijk persoon. iemand die olijk is; olijk persoon. Voorbeelden: Een enkele keer dringt zo'n mengvorm door tot de standaardtaal: plotseling en eensklaps kennen we allang en een olijkerd heeft er plotsklaps van gemaakt. De Standaard, 1996 Laatst op een feest, een oom van mij, het was een grote familiereünie, en een of...

2024-04-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

olijkerd

olijkerd - Zelfstandignaamwoord 1. een grappig en slim persoon Net als Killer Mike en El-P van Run the ­Jewels wikkelen de twee olijkerds graag wat humor rond hun scherpe tongen. De all-time olijkerd Jan Rot noemt zich in het jongerenprogramma Sex met An...

2024-04-26
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Olijkerd

s., nueteling, gút, biis, bysfeint; een —, in nueten-ien.

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Olijkerd

m. (-s), 1. slimmerd: hij meldde zich ziek, de olijkerd; 2. guit (van een jongen); 3. (Zuidn.) doortrapte schelm; boef.

2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

olijkerd

m. olijkerd s (slimmerd, guit).

2024-04-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

olijkerd

(‘o:ləkərt) m. (-s) 1. slimmerd. 2. guit.

2024-04-26
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

olijkerd

m. (-s), 1. slimmerd: hij meldde zich ziek, de olijkerd; 2. guit (van een jongen).

2024-04-26
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)