vrouw; meisje; poezelige meid; lekkere meid.
Voorbeelden:
Het was zo'n vreemde wereld, die wereld van mijn jeugd; een jongen zoals ik werd er aangeduid als een 'gassie'; een agent noemde men een 'juut'. De gehuwde vrouw die je herkennen kon aan het feit dat zij altijd een schort droeg, werd 'juffrouw' genoemd. Een wufte vrouw heette een 'mokkel'.
Maarten 't Hart, Het woeden der gehele wereld, 1993
De meiden op school, zo rijp als vallende abrikozen, grote mokkels met dikke tieten, onrustig draaiend.
Jan Cremer, De Hunnen. Dl. 3: Vrede, 1983
Hans zei mager mokkel tegen me, zodat ik voelde dat ik niet goed was, dat ik anders had moeten zijn (hoe?) om bij hem in de smaak te vallen.
Hannes Meinkema, Het wil nog maar niet zomeren, 1981
Van die mannen die geen succes hebben met vrouwen en denken: 'dan in godsnaam maar een dik mokkel'.
Algemeen Dagblad, 6 juni 2000
'Is dat die kerel die met het mooiste mokkel van Brugge samenhokt?'
Pieter Aspe, De vijfde macht, 2002