Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

luisteraar

betekenis & definitie

toehoorder.

iemand die naar iets of iemand luistert; toehoorder.

Voorbeelden:
Hansze liet de motor lopen en luisterde naar een radioprogramma waarin luisteraars hun mening konden geven over het voedsel dat in wegrestaurants werd verstrekt.
Peter de Zwaan, De vrouwenoppasser, 2001

Ik schakel de radio in, heel stil, wegens de schlagerdeuntjes. Op oudejaarsavond bestaan er geen luisteraars meer van beschaafde muziek.
Clem Schouwenaars, Liliane, of de spiegelingen van leugen en liefde, 1983

Vriendelijke kleuterverhalen die zich afspelen in een wereld zonder Lego en zonder televisie. Robin woont in een dorp, waar hij in bomen klimt, op een vlot door de sloot vaart, helpt met hooien en luistert naar de sterke verhalen van zijn opa. De taal is even rustig als het beschreven leven: een vreugde voor luisteraar en voorlezer.
NRC, 1995

"Schubert ging het meer om een liedachtige sfeer, een harmonische evolutie. Hij componeerde lang uitgesponnen vertellingen. Het maakte hem niet zoveel uit of hij die dan impromptu's of sonate of ballade noemde." - Vandaar dat je als luisteraar en als uitvoerder minder op zoek gaat naar de puur muzikale structuur, maar des te meer gefascineerd raakt door de expressieve inhoud van de noten.
De Standaard, 1997

< >