treuren.
zich ongelukkig voelen; een knagend verdriet hebben; door verdriet of teleurstelling gekweld worden; zichzelf beklagen vanwege werkelijk of vermeend leed; treuren; met bijgedachte aan ontevredenheid ook: zichzelf min of meer misnoegd beklagen; verongelijkt treuren.
Voorbeelden:
Ook oudneef Gertjan was gestorven [...]. Paula raakte in paniek bij dat nieuws. Het herinnert haar eraan dat het leven doorgaat zonder dat zij de tijd benut. Nu eens wil ze dood zijn met de doden, dan weer verlangt ze hevig naar Leben, zoals ze dat noemt. Grada is haar geweten, die zou het hebben verdomd te kniezen.
Barber van de Pol, Kriblijn, 2001
Er is te weinig samenwerking. De leraar/lerares sluit zich op in zijn/haar klas, en kniest. De beleidsmaker blijft in Brussel hangen.
De Standaard, 1996
Vooral veertigers dupe van leeftijdsdiscriminatie. Bij ontslag hebben vijftigers meer reden tot kniezen.
De Standaard, 1996
Hier een tabel waar U de voornaamste planten kunt terugvinden overeenkomstig met hun zuurheidsgraad [...]. Ik hoor je al kniezen wanneer U deze wetenschappelijke namen voorgeschoteld krijgt.
http://www.groengids.be/