iemand die kniest.
iemand die kniest of die gewoon is te kniezen; iemand die voortdurend kniest; kniesoor.
Minder gebruikelijk dan het synoniem kniesoor.
Voorbeelden:
In de trendybuurt van New York, dat een zeer strenge reglementering heeft inzake rookverbod in restaurants, verschijnen de jongste maanden steeds meer bordjes met daarop cigar-friendly. En naast de trend zelf, kon ook een ander fenomeen niet uitblijven: ja, ook de sociologen hebben er zich al op geworpen. De eeuwwende zou er mee te maken hebben: we willen niet als kniezers de volgende eeuw induiken, maar als mensen die van het leven profiteren.
De Standaard, 1996
Ook op de laatste velden waren sparren geplant, de bergen waren één woud geworden, hout haalde elk jaar een vettere prijs, welke kniezer zou nog met mest en tarwe en koppig melkvee willen klungelen.
Jan Veulemans, Ach, mijn dal, 1981
Ik zal vertellen wat ik niet wil: geen kniezer, geen pessimist of negatief ingesteld persoon die over alles wel iets te klagen heeft.
http://www.matchwereld.nl/profiel/HetZonnetje