Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 29-10-2020

kar

betekenis & definitie

Het begrip kar heeft 8 verschillende betekenissen:

1) voortgetrokken voertuig met meestal twee wielen.
door een lastdier of motorvoertuig voortgetrokken, zwaar voertuig met in de regel twee grote of stevige wielen, dat vooral dient voor vrachttransport en soms is ingericht voor personenvervoer.

2) tweewielige hondenkar.
klein, tweewielig voertuig dat door een of twee trekhonden wordt voortbewogen en dient voor de verplaatsing van een kleine vracht of van een persoon; hondenkar.

3) tweewielige handkar.
tweewielig vervoermiddel voor een vracht of last dat iemand met de hand voortduwt of voorttrekt en stuurt aan een of twee stangen of een beugel; tweewielige handkar.

4) tweewielige fietsaanhangwagen.
tweewielige aanhangwagen voor een fiets; fietskar.

5) vierwielige trekkar; bolderkar.
kleine, vierwielige wagen met een laadbak, die men voorttrekt en stuurt door middel van een beweegbare, van een handgreep voorziene stang die verbonden is met draaibare voorwielen; vierwielige trekkar; bolderkar.

6) wagentje met een frame op vier, kleine wielen.
vervoermiddel met in de regel vier, kleine wielen, vaak zwenkwielen en een of meer laadplatformen of laadvakken binnen een frame, dat is voorzien van handvatten of een beugel om te duwen, trekken en sturen.

7) winkelwagen.
vierwielig, voort te duwen wagentje waarin men de boodschappen legt in een zelfbedieningswinkel; winkelwagen.
Vaak in de verkleinvorm.

8) auto.
vierwielig motorvoertuig voor personenvervoer dat is ontworpen voor wegverkeer en een carrosserie heeft met een vast of neerklapbaar dak, zitruimte voor enkele passagiers alsook ruimte voor bagage in de koffer; auto.