Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

kaakje

betekenis & definitie

eenvoudig koekje.

eenvoudig koekje zonder veel versiering.

Voorbeelden:
In "Welgelegen" woonden de Beumers, een gepensioneerde, ziekelijke procuratiehouder met zijn vrouw, waar hij wel eens binnenliep en dan een kop thee met een koekje kreeg, dat zij "kaakje" noemden.
Harry Mulisch, De aanslag, 1983

De heren dronken nog een keer thee en aten er ditmaal een kaakje bij.
J.M.A. Biesheuvel, De steen der wijzen, 1983