Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 29-10-2020

hoorn

betekenis & definitie

Het begrip hoorn heeft 6 verschillende betekenissen:

1) uitsteeksel op de kop van dieren.
puntig, meestal gekromd, hard en onbeweegbaar uitsteeksel op de kop van sommige zoogdieren dat bestaat uit bot, bedekt met een laag hoornweefsel en dat in de meeste gevallen, zoals bij runderen, schapen en geiten, paarsgewijs voorkomt bovenaan het voorhoofd, maar dat zich bij de neushoorn tussen de ogen en de neusgaten bevindt.
Soms wordt hoorns of horens ook gebruikt voor het gewei van een hert. Dit gebruik is echter niet algemeen. Meestal wordt het woord wel degelijk gereserveerd voor onvertakte uitsteeksels op het hoofd van dieren. Eertijds strekte het gebruik van het woord in deze betekenis zich ook uit tot de harde schaal of het schild van sommige weekdieren en insecten, die overigens uit dezelfde stof bestaan. Dit laatste gebruik kan nog worden teruggevonden in sommige samenstellingen zoals hoornkreeft, kinkhoorn en hoornmijt.

2) muzikaal signaalinstrument.
blaasinstrument dat oorspronkelijk gemaakt was van een verbouwde dierenhoorn, waaruit zich andere vormen hebben ontwikkeld, meestal een rechte, gekromde of alleen aan het uiteinde gekromde buis met aan het uiteinde een brede klankbeker die meestal een zeer beperkt toonbereik heeft en die, zoals de alpenhoorn en de midwinterhoorn, vooral gebruikt wordt als muzikaal signaalinstrument om over grote afstanden signalen te verspreiden.

3) koperblaasinstrument.
koperblaasinstrument dat bestaat uit een cirkelvormig gewonden koperen buis met aan het ene einde een mondstuk en aan de andere zijde een brede klankbeker en dat voorzien is van ventielen; Franse hoorn.

4) waarschuwingstoestel.
toestel dat dient om een toeterend waarschuwingssignaal te geven, vooral bij gevaar, en dat kan worden aangetroffen aan boord van de meeste voertuigen of vaartuigen.

5) geluidsversterkend toestel.
toestel in de vorm van een hoorn of een kegel met aan de ene zijde een zeer breed uiteinde dat dient om geluiden te versterken of te capteren, zoals een ouderwets hoorapparaat, de klankbeker van een blaasinstrument of de luidspreker van een oude grammofoon.

6) onderdeel van een telefoontoestel.
langwerpig los onderdeel van een telefoontoestel dat aan de ene zijde de microfoon en aan de andere zijde de luidspreker bevat, met een lengte die reikt van het oor tot de mond van de gebruiker, en dat door een snoer met de rest van het toestel verbonden is.