inheemse zangvogel.
inheemse zangvogel met een bruine rug en een geelbruine onderzijde, waarbij het mannetje een grijze kop, een witte keel en een roze borst heeft, die vooral voorkomt in gebieden met een dichte begroeiing.
Voorbeelden:
De grasmus is de meest voorkomende van alle 10 verschillende soorten uit de familie der Sylviidae; het vrouwtje is vaal van kleur, maar het mannetje kan in het voorjaar pronken met een zachtroze borst.
http://www.dessie.be/vogels/lijst.htm
De grasmus, met zijn opvallende verenkleed, komt voor in Europa, Noord-Afrika en in Azië tot aan de Baïkalmeer. Het is een trekvogel en vliegt vanaf augustus naar de savannes van tropisch Afrika. Als hij zo rond begin april terug is, zien we hem onafgebroken scharrelen in de buurt van lage takken, op zoek naar beestje om te eten. De vogel leeft in struiken en hagen langs velden, maar ook in hoog gras en in dichte braamstruiken.
http://www.dessie.be/vogels/lijst.htm
Tuinfluiters, grauwe vliegenvangertjes en grasmussen, dat waren allemaal kersenpikkertjes, zoals er ook allerlei tureluurs, netelkruipertjes en braambijtertjes waren.
NRC, 1994