Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

grasleeuwerik

betekenis & definitie

boompieper.

bruine, insectenetende zangvogel met een gestreept verenkleed en een geelachtige borst die vooral in bomen leeft; boompieper.

Voorbeelden:
Het terrein heeft een natuurlijke oeverwal gekregen. Er is een grote poel en er zijn zandruggetjes waartussen grasleeuweriken en kieviten nestelen.
http://www.portofamsterdam.nl/docs/nl/westpoortkrant/Westpoortkrant_juni2010.pdf, juni 2010

Wie zich het gunde om van de omgeving te genieten zag veel dieren in de weilanden zoals jonge kieviten, grutto's, tureluurs, scholeksters en hazen, maar ook prachtige vogels als vinken, groenlingen, grasleeuwerik, zwaluwen en kwikstaarten.
http://www.owb-nl.nl/pdf/OWBtje_2011-03.pdf, september 2011

< >