Het begrip eitje heeft 5 verschillende betekenissen:
1) vrouwelijke geslachtscel.
vrouwelijke geslachtscel waaruit zich, na bevruchting, een nakomeling kan ontwikkelen.
Zowel in toepassing op kiemen die hun ontwikkeling buiten het moederlichaam voortzetten als in toepassing op kiemen die zich binnen het moederlichaam ontwikkelen. In deze betekenis vaker dan in de vorm ei.
2) kippenei of vogelei.
kippenei of vogelei; kippenei of ei van een andere hoendervogel als zuivelproduct en als voedsel; ook: de inhoud van een ei die gebruikt wordt bij het bereiden van gerechten.
3) chocolade-eitje.
chocolade-eitje.
4) makkelijk karwei.
gemakkelijk karweitje; makkie; fluitje van een cent.
Volgens etymologiebank.nl oorspronkelijk gebakken eitje. De metafoor is dan 'zo gemakkelijk als het bakken van een eitje'. Ook gebrukt als tussenwerpsel.
5) week persoon.
een weinig daadkrachtig persoon; week persoon; sul; doetje; watje.