Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

Duitser

betekenis & definitie

iemand uit Duitsland.

iemand met de Duitse nationaliteit; iemand die behoort tot het Duitse volk; iemand die afkomstig is uit Duitsland; inwoner van Duitsland.
In het meervoud in toepassing op het volk en, meestal in het meervoud, ook in toepassing op vertegenwoordigers van een nationale sportploeg of andere groep.

Voorbeelden:
Veel Duitsers hebben die oorlog niet eens meegemaakt, laat staan dat ze er schuldig aan zijn.
http://www.boekverslag.com/

Waarschijnlijk zullen vele Duitsers niet elke dag sauerkraut met worst en bier eten en gaan vele Nederlanders bij de geur van kaas al van hun stokje.
http://www.kun.nl/quetzalcoatl/cultus/, september 1997

'Voetbal is een eenvoudig spel: 22 mannen lopen achter een bal gedurende 90 minuten en op het einde winnen de Duitsers.' Het is misschien wel de allerbekendste quote uit de geschiedenis van het voetbal. Ze kwam uit de mond van Gary Lineker, de beroemde Engelse voetballer, die ze maakte na de nederlaag door penalty's in de halve finale in de Wereldbeker van 1990 tegen Duitsland.
http://www.nieuwsblad.be/sportwereld/cnt/dmf20121017_003, 17 oktober 2012

Het feit dat in april 1999 parlement en regering van Bonn naar Berlijn verhuisde en daarmee het tijdperk van de zogeheten Berliner Republik is aangebroken, wordt door veel Duitsers gezien als onder andere een bezegeling van de verandering in de buitenlandse politiek van Duitsland.
http://www.atlcom.nl/, juli 1999

< >