Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 29-10-2020

Deense dog

betekenis & definitie

dog van de meest voorkomende variëteit.

dog van de meest voorkomende en bekendste variëteit, die, ondanks deze benaming, uit Duitsland stamt; Duitse dog.

Voorbeelden:
De tik van het porselein bracht een berg dekens in de hoek naast de televisie in beweging en een grote, blauwe Deense dog stortte zich op het eten.
Hans van der Kamp, Nette mensen in een nieuwe tijd, 1993

Het verschil tussen een Deense dog en een keffertje is groter dan dat tussen een paard en een pony.
Meppeler Courant, 1995

Met een Deense dog of herdershond is een kamer al gauw gevuld.
Midas Dekkers, Poot: verhalen over de hond, 2000

Toen hij in de slotronde reageerde op een bruuske aanval van Chris Boardman moest hij op al zijn stuurvaardigheid beroep doen om een reusachtige Deense dog te ontwijken.
De Standaard, 1996